burgers later als 'der porten seghel', zowel voor de eigen burgers als naar buiten het tastbare symbool van het bestaan van deze stedelijke communitas91De af beelding op het zegelveld, een ommuurde stad, mag als de uitdrukking van de weerbaarheid en de onderlinge band van de burgerij worden opgevat. Uit de keur van 1254 blijkt verder dat de burgerij reeds een eigen bestuurlijk orgaan bezit, het college van burgemeesters"8. Een raad van burgers lijkt pas later tot volle wasdom te zijn gekomen. In het artikel uit de keur van 1254 waarin een regeling wordt getroffen voor het vaststellen van bepalingen waarin de rechtsoptekening nog niet voorzag, wordt nog gestipuleerd dat schepenen dit zullen doen samen met de 'portrers die sire toe nemen'99. Deze burgers zullen ongetwijfeld de voor lopers zijn van de raad of raadsmannen die vanaf 1289 als een apart stedelijk be stuurscollege in de oorkonden worden genoemd1"". De vertegenwoordigers van de gemeenschap van de burgers zullen niet zonder wrijving een aandeel in de stedelijke macht hebben verkregen ten koste van de burgers die het landsheerlijk college van schout en schepenen vormen. De hiervoor beschreven gewoonten be treffende het gebruik van zegels in Middelburg is mogelijk een weerspiegeling van deze tegenstellingen binnen de stad. De gemeenschap van de burgers staat niet toe dat rechtshandelingen waarbij de eigen poorters zijn betrokken, worden beoorkond en bekrachtigd door de uit de sfeer van de stadsheer afkomstige sche penen. De zelfbewuste burger van de communitas Middelburg die over een eigen zegel beschikt, bekrachtigt zelf zijn eigen oorkonden. De poorters die zulks niet bezitten, laten hun stukken bezegelen met het collectief zegel van hun gemeen schap. De verandering in het gebruik van zegels door schepenen en burgerij zal dan in het licht van het voorgaande duiden op een wijziging in de bestuurlijke ver houding binnen de stad. Langzamerhand zullen de vertegenwoordigers van de gemeenschap van de burgers zich een plek hebben veroverd als stedelijk be stuursorgaan naast die burgers die in het college van schout en schepenen de dienst uitmaken. Vervolgens zullen zij de schepenbank ook zijn binnengedron gen en deze hebben omgevormd tot een typisch stedelijk college. Het verdwijnen aan het einde van het eerste kwart van de veertiende eeuw van het expliciet ver melden van het poorterschap van de auteur van de rechtshandeling en vervolgens van de stringente scheiding lussen oorkonden die wel en die niet door schepenen worden bezegeld, is hiervan dan een teken. Schepenen, burgemeesters en raad zijn dan onderdelen geworden van de bestuursstructuur van de gemeenschap van de burgers die dan ook stad wordt genoemd. 97. Vgl. W. Ehbrecht, 'Universitas civium. Landliche und stadtische Genossenschaftformen im mit- telalterlichen Nordseeküstenraum'. In: H. Jager e.a. (red.), Civitatum Communitas. Studiën zum eu- ropaschen Stadtewesen. Festschrift Heinz Stooh zum 65. Geburtstag, Teil 1 (Keulen/Wenen 1984), met name 120-121 en 127 e.v. en de in de vorige noot genoemde artikelen van Leupen. 98. Vgl. R. van Uytven, 'Stadsgeschiedenis in het Noorden en Zuiden'. In: D.R Blok e.a. (red.). Al gemene geschiedenis der Nederlanden (Haarlem 1977-1983), II, 224-233. De aldaar aan Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg, I, xvi-xvii ontleende gegevens dat de twee burgemees ters uit de door de landsheer aangestelde dertien schepenen werden gekozen betreffen de vijftiende eeuw. 99. Kruisheer, O HZ, II, nr 996, artikel 81. 100. Voor het eerst genoemd in een oorkonde van 27 okt. 1289; Van den Bergh, OHZ, II, nr 679. 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 117