zaakte de schepen herhaaldelijk het anker te lichten en van de kust weg te lave ren om stranding te voorkomen. Op de 17e juni ontsnapte de vloot ternauwer nood aan een nieuwe ramp. De zeegang was zo hevig dat corts naer den noene de cavele [kabel] van den anckere, daer wij up laghen, ghebrocken ende in sticken ghegaen es ende es ons scip terstondt wech dreven in groot pericle Het schip voer op dat moment geen zeil en dreef onbestuurbaar in de richting van het nabijgelegen schip van de vice-admiraal. Tijd om het bezaanzeil bij te zetten was er niet en een aanvaring leek onvermijdelijk. Slechts op het allerlaatste mo ment gelukte het de bemanning toch nog het schip van de vice-admiraal te ont wijken waardoor een tweede ongeluk de vloot bespaard bleef. Maximiliaan achtte het nu raadzaam veiliger oorden op te zoeken en koerste naar 'de Dunen' (The Downs) alwaar meer beschutting tegen de zuidwesten wind te vinden was. Onderwijl probeerde men inlichtingen in te winnen over de positie van de Franse vloot. Zo es rondomme ons commen laveren een jacht, ghenaempt die "Spaengole van Dunckerke", tijdinghe bringhende hoe 't selve gheweest hadde ghe- legen omtrent twee daghen onder de visschersvlote van Vranckerijcke, in ghetaele wel van vichtich scepen, daerondere dat waeren omtrent XV scepen van oorloghe'. Ook het recht moest zijn loop hebben. Met zoveel ruwe klanten bijeen op een kleine ruimte waren wrijvingen onvermijdelijk en het was voor de officieren zaak de wind eronder te houden. Op de 19e zat 'mijnen heere voor den noene met alle zijnen capiteynen ende raadt te rechte, doende iusticie over eenen ye- ghelicken dien aldaer bij den provost bezwaert waeren'. Op de 20e vertrok de vloot weer naar Dover. Gedurende de gehele periode werden, wanneer men voor anker lag, met grote regelmaat wederzijdse beleefd heidsbezoeken afgelegd. Engelse officieren begaven zich aan boord van het ad miraalschip en op zijn beurt bezocht Maximiliaan de Engelsen aan wal. Daarbij werden geschenken uitgewisseld en veel ghescots los gheschoten'. Op de 23e was het Sint-Jansavond, een reden om feest te vieren, han- ghende lanteernen an den meersen (marsen) ende elders in de hoofdtauwen. ins- ghelijcx worpende veel vierpielen ende laetende van den meesten (schepen) ghe- schotte ofghaen in sulckers wijs datter die van den stede van Douvres groots heere eere] af spracken'. Onderwijl wachtte men de komst van de koning af die zich nog steeds aan het hof in Londen bevond. De tijd doodde men door tus sen Dover en de Downs heen en weer te varen en met schepen uit het Engels es kader een wijnich [te] gaen spelen'. Op 30 juni arriveerde vanuit Londen de Engelse admiraal, vergezeld van enkele Engelse schepen, voor Dover. Maximili aan ontving hem hartelijk en samen bespraken zij de te nemen stappen. De En gelsman had bericht ontvangen dat de Franse vloot zich gereed maakte om naar Noord-Engeland te zeilen om daar de Schotten die met Engeland in oorlog wa ren, te steunen. Terstond werd besloten de vice-admiraal met een viertal schepen er op uit te zenden om de Fransen te onderscheppen. De resterende schepen van het Engelse eskader zetten samen met de Nederlanders koers naar Calais om de graaf van Norfolk en de zoon van de Engelse admiraal daarheen te brengen. Op 3 juli lag de vloot voor Calais en nog dezelfde dag werd de terugreis aan vaard. Voor het vallen van de nacht was de rede van Dover weer bereikt. De vol gende dag keerde een deel van de schepen terug naar Calais met aan boord een hooggeplaatste Engelsman. En ook nu keerden deze schepen dezelfde dag nog naar Dover terug. Opnieuw werden de schepen geplaagd door 'tempeest van wynde rijsende uuten zuyden' en genoodzaakt uit te wijken naar de Downs. 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 129