Een gerucht dat vier of vijf Franse schepen koers hadden gezet naar de En gelse zuidkust was aanleiding voor Maximiliaan vier schepen van zijn vloot te zamen met vijf Engelsen er op uit te zenden. Ze keerden echter onverrichterzake terug. De Fransen bleven onvindbaar. Van de 9e tot de 14e juli zeilde de vloot geregeld tussen Dover. Calais en de Downs heen en weer. Voor Calais liggende zagen de opvarenden op ongeveer twee mijl van de stad verwijderd een deel van het Engelse leger dat naar gezegd werd 25.000 man telde en in afwachting was van de komst van koning Hendrik VIII. Opnieuw werden enkele schepen er op uit gestuurd omme te saicken [zoeken] avontuere op de franchoisen' en dit keer hadden ze meer geluk. Op 12 juli hebbende met hemlieden gebrocht een cleen frans sceepken, wesende van den groote ghelijck eenen visboot. ghedaen [geladen] met coorne ende ooc wat biers, wesende van cleenen extime'. Eindelijk arriveerde op de 13e juli de Engelse koning in Dover. Op dal mo ment bevond Maximiliaan zich in de Downs. Hij besloot zo snel mogelijk zijn opwachting te gaan maken bij de koning. Samen met zijn vice-admiraal stapte hij daarom over op een snelle zeiler, de 'Haesewynt van Dunckercke' om dies- wille dat dat alder best bij seyle es' en dus zijn naam recht deed. De overige schepen zouden zo snel mogelijk volgen. Voor Dover aangekomen bleek de En gelse vloot zich reeds gereed te maken voor de overtocht zodat er geen tijd meer restte voor een persoonlijke ontmoeting met Hendrik VIII. De koning bevond zich aan boord van een galei; zo hebben wij gheware gheworden de galije van den coninc'. Toen beide schepen elkaar passeerden, posteerde Maximiliaan zich als enige en dus duidelijk zichtbaar op de campagne van zijn schip; het marszeil liet men driemaal 'vlieghen ende weder inhaelen' en alle kanonnen wer den afgevuurd. Ook de overige Nederlandse schepen lieten zich niet onbetuigd, 't welcke seer schoone was omme hoorene'. Gedurende de overtocht voeren Maximiliaan en Hendrik zoals het aanvoerders betaamt, voor de vloot uit. Op 14 juli omstreeks 10 uur 's avonds bereikte de vloot Calais. Daar spaarde men het buskruit niet en de ontvangst aldaar ging gepaard met veel kanonvuur hetgeen de journaalschrijver duidelijk genoegen deed. Hij noteerde dat d'ar- tillerye van der stede die in zeer grooten nombre was' als welkom er meer dan een uur stevig op los schoot, 't welck op de zee een schoon dynct was omme t'anziene'. Diezelfde avond nog overkwam Maximiliaan een ernstig onge luk. Een houten lantaren viel op zijn hoofd en dat kostte hem bijna een oog. Het betekende dat hij de volgende dag toen hij ter audiëntie bij Hendrik VIII werd ontvangen, met een verbonden oog zijn opwachting moest maken. Samen met de koning en een gevolg begaf hij zich buiten de stad om een rit te maken langs de lantsknechten metsgaders de tenten, pauvilloenen van den coninck ende veel diversche andere munitie van oorloghe blochuissen ende andere sterek- ten'. De volgende dagen werden gevuld met bezoeken van en aan Engelse edel lieden. Tot zover het journaal. Op de 21e juli breekt de schrijver letterlijk zijn relaas af: 'Item XXIsten es hij aldaer noch ghebleven Boxhorn vermeldt dat Maximiliaan is teruggereisd naar Veere met achterlating van de vloot die de En gelse koning weer zou escorteren op zijn terugreis naar Dover1-. Hendrik zelf keerde in oktober van dat jaar terug. 12. Ermerins. Zeeuwsche Oudheden79; Boxhom, Chroniik478. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 130