Tabel 2: Aantalpetitionarissen per kamerlid en naar rato der bevolking
a
b
c
d
e
NB
286
7
41
399
1395
Gld
1061
6
177
367
346
ZH
1023
12
85
558
545
NH
525
10
53
464
884
Zld
666
3
222
158
237
Utr
3
3
1
153
51000
Fr
349
5
70
243
696
Ov
245
4
61
210
857
Gr
1184
4
296
187
158
Dr
40
1
40
79
1975
Lim
57
3
19
202
3544
5439
58*
94*
3020
555*
aaantal petitionarissen volgens opgave Tweede Kamer
b: aantal kamerleden per provincie
c: aantal petitionarissen per kamerlid
d: inwoneraantal op 1 januari 1845 (in duizenden)
e: aantal inwoners per petitionaris
boven het landelijk gemiddelde
gemiddelde aantallen
Op grond van deze gegevens kan men niet zonder meer vaststellen dat het peti
tionnement een mislukking is gebleken. De Amsterdamse publicist J. de Bosch
Kemper pleitte in zijn lijfblad De Tijdgenoot weliswaar bij voortduring om van
enig petitioneren af te zien. daar het 'de gemoederen te veel zoude kunnen op
winden'. Ook zouden petities 'te flaauw de algemeene stemming' doen kennen.
De realiteit dwong hem evenwel toe te geven dat er 'zoo vele petitiën' getekend
werden32. Als historicus echter kwalificeerde De Bosch Kemper dertig jaar na
dato de petitiebeweging van 1845 als een 'fiasco'33.
Van de kant van de regering werden enige repressieve maatregelen getroffen.
Zo verzocht de minister van Binnenlandse Zaken in een geheime circulaire de
provinciale gouverneurs ambtenaren die afweken van de regeringslijn mondeling
terecht te wijzen34. De gouverneur van Zeeland, jhr E. van Vredenburch. was
geen man om een dergelijk verzoek in de wind te slaan. In 1826 was hij door
Willem I van 's-Hertogenbosch naar Middelburg overgeplaatst omdat hij een de
koning onwelgevallig adres van de Noordbrabantse Staten niet had weten te
voorkomen35. Zoiets zou Van Vredenburch niet nog eens gebeuren36.
32. De Tijdgenoot. 4(1844). 688. en 5(1845), 4. 64 en 208.
33. De Bosch Kemper, Geschiedenis van Nederland. IV. 510.
34. Rüter. Rapporten van de gouverneurs. III, 150-151rijksambtenaren werden geacht het 'grond
wettig' regeringsstandpunt, het handhaven van de 'beginselen van behoud', te ondersteunen en zich
te onthouden van zelfs maar 'eene neiging tot dadelijke bemoeijing' met het herzieningsvoorstel.
35. Zie Van Kempen, Gouvernement tussen kroon en statenfracties, 228-233.
36. In 1850 zou Thorbecke als minister van Binnenlandse Zaken Van Vredenburch voordragen voor
ontslag dat in 1852 werd geëffectueerd. Zie voor de motieven van de minister Van Kempen, Gouver
nement tussen kroon en statenfracties233-234, en Thorbecke, 'Ontslag van commissarissen des ko-
nings', 165-170.
106