Het is in dit beperkte kader niet mogelijk alle Zeeuwse petities te analyseren. Aan de hand van een drietal verzoekschriften is het echter mogelijk duidelijk te maken wat een nadere analyse kan opleveren. In de petitie van A.F. Sifflé c.s. verklaren de ondertekenaren dat zij 'grooten- deels' instemmen met het Negenmannenvoorstel en verzoeken zij de leden van de Tweede Kamer dat voorstel 'met zoodanige wijzigingen aan te nemen, als in het belang van Koning en Vaderland heilzaam zullen worden geoordeeld'. Uit deze formulering kan blijken dat de petitionarissen het voorstel van Thorbecke en de zijnen niet onverdeeld steunden. Toch vormden zij een duidelijk liberale kern in het Middelburg van 1845. Behalve Sifflé, advokaat en notaris, tekenden de advokaten D. van Eek, later liberaal kamerlid49, en J. Tak, oud-leerling van Thorbecke50, voorts drie leden van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en de bekende aannemer van publieke werken D. Dronkers. Sifflé en Van Eek petitio neerden ook in 18485'. Sifflé en Dronkers waren rond 1860 lid van de liberale kiesvereniging De Grondwet52. Op grond van deze gegevens is de stellige uit spraak van H.F. van Ommen dat vóór 1848 het liberalisme niet in Middelburg maar elders in de provincie ontkiemde55, niet houdbaar. De twee modelpetities van A. van den Abeele geven een ander beeld van libe ralen in de Zeeuwse hoofdstad. De petitionarissen zijn bakker, timmerman, kas telein of dagloner. Hoewel op de petitie van Sifflé de winkeliers niet ontbreken, vertegenwoordigen Van den Abeele c.s. duidelijk de kleine middenstand. De ini tiatiefnemer, die zelf als beroep zeeman opgaf4, schreef in maart 1845 een brief aan Thorbecke die informatief is voor het politieke en sociale leven in Middel burg55. Hij berichtte er de verantwoordelijke man te zijn geweest voor de ver spreiding van het pamflet Nu of nooiteen daad waarvoor de commissaris van politie hem bij zich geroepen had. Aan de hand van de regeringsgezinde Staat kundige brieven56 had men gepoogd hem tot andere gedachten te brengen. Tever geefs. Hij berichtte in Vlissingen een brochure Herinnering en hoop te laten drukken57. Herhaaldelijk uitte Van den Abeele in de brief zijn verontwaardiging over 'den adel en de aristocratitiese partij alhier', die misbruik maakten van het vergeven van plaatselijke posten en ambten, waarbij willekeur en intriges de boventoon voerden. Vrees voor de aristocratie was ook de reden waarom velen, hoewel zeer wel bewust van het feit dat 'ons zoo dierbaar vaderland redding behoeft', het niet waagden te petitioneren. Het gespierde taalgebruik doet onmiddellijk denken aan Donker Curtius, in 49. Zie voor hem Tamse, 'Daniël van Eek'. 50. Geen familie van de latere liberale minister Tak van Poortvliet; die behoorde tot een andere tak. 51. Van Ommen. 'De Grondwet'. 29-30 en 78. 52. Idem, 84 en 86. 53. Idem, 27. 54. Hij moet niet verward worden met de havenmeester A. van den Abeelen, uitbater van het be kende logement het Wijnhuis aan de Dam. 55. Brief van 23 maart 1845 in ARA, Thorbecke nr 53. 56. Deze zes anonieme brieven worden vaak ten onrechte toegeschreven aan D. Donker Curtius. Zie voor het auteurschap van H. Box, directeur-redacteur van het door de regering betaalde Journal de la Haye, De Gelder, Regering en het Negenmannenvoorstel, 32. 57. Bibliografisch niet getraceerd! 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 144