wie Van den Abeele zijn vertrouwen uitsprak. Zijn kritiek op de gevestigde maat
schappelijke orde is niet geheel van eigenbelang gespeend. Zijn bestaan als leraar
in de navigatie leed onder de zieltogende staat waarin de koopvaardij zich be
vond. Bovendien wekte Van den Abeele de indruk gefrustreerd te zijn in zijn
maatschappelijke carrière. Dat gevoel van frustratie zou wel eens typerend kun
nen zijn voor meer ondertekenaren van zijn petities.
De parlementaire gedachtenwisseling over het Negenmannenvoorstel begon op
26 mei 1845 met algemene beschouwingen. Na een debat van vijf dagen besloot
de Tweede Kamer met 31 tegen 24 stemmen het voorstel tot herziening van de
grondwet niet verder in behandeling te nemen. Dit besluit werd in de Vlissing-
sche Courant heftig bekritiseerd: 'De namen die[r] meerderheid zijn nu namen
geworden, welke ieder vaderlander overtuigd is te moeten verafschuwen. Zij zijn
met eene zwarte kool, als die van nationale vijanden, aangeteekend'58. Tol de
minderheid behoorde ook het Zeeuwse kamerlid J. de Backer. Uit zijn bijdrage
aan het kamerdebat blijkt dat hij een tegenstander was van 'eene binnen zeer
enge termen bepaalde herziening', maar dat anderzijds naar zijn opvatting Thor-
becke en de zijnen aan de geest van de tijd 'geen voldoenden tegenstand' hadden
geboden59. Het is niet helemaal duidelijk waar De Backer politiek stond. Hij is
wel gekwalificeerd als 'een zeer onafhankelijk en zelfstandig afgevaardigde'60.
Onafhankelijk van wie? Van de regering, en dus niet toegankelijk voor haar
gunstbetoon, en van radicale liberalen als Thorbecke en Luzac? Vermoedelijk
maakte De Backer als representant van de bedaarde vooruitgang deel uit van een
brede, amorfe groep tussen conservatieven en liberalen. Zijn positie in het parle
mentaire krachtenveld maakt eens te meer duidelijk hoe hachelijk het is met poli
tieke vignetten te werken.
De petitiebeweging van 1845 is een belangwekkend facet van het politiserings
proces dat Nederland in de negentiende eeuw doormaakte. Het is merkwaardig
dat er aan dit petitionnement nog geen afzonderlijke studie is gewijd61. Vooral in
vergelijking met de petities van 1848 kan een analyse verhelderende informatie
opleveren over de landelijke verspreiding van de liberale hervormingsbeweging
en haar sociale samenstelling. Een dergelijk onderzoek kan ook de these toetsen
dat het liberalisme in de jaren veertig een emancipatiebeweging van de buitenge
westen was. De voorlopige resultaten van deze vingeroefening laten zien dat cor
recties op het bestaande beeld mogelijk zijn.
58. VC van 6 juni 1845: anoniem hoofdartikel 'Het besluit der Tweede Kamer om geen initiatief in
zake der grondwets-herziening te nemen', ongetwijfeld van de hand van Donker Curtius.
59. Verslag Handelingen, 1844-1845,1,426-427.
60. De Bosch Kemper, Geschiedenis van Nederland, IV, 258.
61. Drs J.H. von Santen zal in zijn dissertatie over liberale partijvorming aandacht besteden aan de
petitiebeweging van 1845.
112