BIJLAGE Brief van A. van den Abeele aan J.R. Thorbecke, Middelburg 24 maart 184562. Edel Mogende Heer, Door oprechten dank gedreven, neemt een eenvoudig burger de Vrijheid, uEd. Mogende deze regelen te schrijven, met de heilige verzekering tevens, dat het uit naam van wel duizend mijner stad en provincie genoten is, edog die als nog door vrees voor de aristocratie alhier, het niet opentlijk durven wagen, om met hunne namen te petioneeren. ofschoon ieder hunner te wel van de waarheid overtuigd is, en beseft dat ons zoo dierbaar vaderland redding behoeft, tegen eene algemeenen ondergang - ook is hier niemand die zich zelfs niet vraagt? waar toe zouden in vredens tijd zoo veele Mil- lioenen schats gebruikt zijn, en nog te kort komen, maar men zegd luide en algemeen, ik kan niet meer geven, en wel om dat er geen verdiensten zijn. het is niet in mijn of hun plan, om na de bron van dit groot kwaad, hier ter plaatse te zoeken, daar er ook onder den nedrigen burger stand gevonden worden, die met de oorzaak daar van bekend zijn. Neen Edel Mogende Heer de Natie houd thans het oog gevestigd, op het Edel Achttal brave vaderlanders, die zoo Edel als belangloos, hun eigen ik (om mij zoo eens uit te drukken) ver- geeten, en zig op God den Redder van Nederland verlaaten, en manmoedig ten strijde trekken, tegen eene partij, die blijft dezelve standhouden, zeer zeker van ons dierbaar plekje gronds, door Oranje en onse Voorvaderen, met zoo veel bloed en opofferingen vrij gemaakt, het in kor ten tijd tot een wostenij vol arme slaven zullen maken. Wij zijn zeker niet met al de wetten zoo grondig bekend, als Hun Edele, die de zorg voor het heil van het vaderland is aanvertrouwd, dog voor zoo ver wij die eenigermaaten hebben inge zien. behoeven die een groote verandering, en Ach! mogt onsen beminden Koning het ook in zien. en door hem de tegenpartij van de Natie, worden ingelicht omtrent hunne dwaaling. Want wie die niet willens blind is, ziet niet dat ons land onherstelbaar verlooren is, indien er geen verandering in ons staatsbestuur komt, en hoe is dit denkbaar, zonder eene herziening der grond-wet, want ofschoon de behoudende partij moge zeggen, wij hebben er tog 30 Jaaren mede huisgehouden. Ja maar men heeft in die 30 Jaaren het gebrekkige ook leeren inzien, waar van wij thans de wrange vruchten plukken, getuige den buiten alle critiek verschrikkelijken Millioenen schulden last, getuigen den afval van Belgie, getuige den kwijnenden staat van Koophandel. Zeevaart. Fabrieken en landbouw, het verlies van onse rechten op onse wettige ri vieren63, als mede dat een braaf man (al bezat hij de beste Capasiteiten) tot geen betrekking, nog bij de arme nog bij de Marine kan komen, neen zoo dachten er onse Voorvaders niet om trent, zelfs geen man in zijn tijd zoo verachten Bonnaparte. Ja men heeft dit zelfs tot de koop vaardij vaart weeten over te brengen, en getuige nog verscheide andere intrigues meer, die zelfs te schandelijk zijn. om hier vermeld te worden - waar van men bij het begeven van posten ge bruik maakt. En zou dan nu Nederlands Natie zig niet aanvangekelijk mogen verheugen, nu zij zoo zigt- baar ziet, dat hier de Vinger gods in is, die gezegd heeft tot hier toe en niet verder. Ja het past ons nu vooral, om gerust de toekomst aftewachten, en te vertrouwen dat God UEdel Mogende en Ambtgenooten zal sterken, met moed en Volharding, op het zoo moeijelijk aangevangen Werk, en UEdel Mogendens nog een reeks van Jaaren spaaren, om het geluk van het vaderland, en dank der Natie te mogen inoogsten, dat onsen geëerbiedigden Koning overtuigd worden, van de bestendige liefde die de Natie hem toedraagt, en dat het god behage, om ieder burger te overtuigen, hoe noodzakkelijk het is, om hunne stem tot den troon te doen komen, en zig rustig en gelaaten te gedragen, daar hun lot thans staat beslist te worden, Dit Edel Mogende Heer was ik verpligt, om uEd. Mogende in naam van honderde (die door Vrees om hun middel van bestaan te verliezen) zich als nog niet opentlijk, voor de goede zaak durven uitkomen, intusschen gaan ik na mijn zwak vermogen rustig voort, ten einde ieder aan te moedigen, om nu nog voor dat het voor altijd te laat is, om hunne stemmen te voegen, bij zoo veele duizende regtgeaarde Nederlanders, En ofschoon ik reeds bij de commissaris van Policie alhier ben geroepen, over het versprei den van de Brochure Nu of Nooit (waar van ik er een paar hondert van de Heeren Redacteurs 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 147