opgebouwd uit gele ijsselsteentjes heeft ongetwijfeld behoord bij het pas in 1852
op het terrein gevestigde klooster van de zusters franciscanessen. Ook op de
kaart van Hattinga uit 1769 treffen we nog steeds uitsluitend bebouwing op het
voorterrein aan. Het huis direct grenzend aan het stadhuis staat op de kaart aan
geduid als 'Hooft Wagt'. Aangezien de vondsten uit de eerder genoemde beer-
kelder kunnen worden gedateerd in de eerste helft van de 18e eeuw, heeft deze
kelder dus ongetwijfeld gefunctioneerd in het door Hattinga getekende gebouw.
De inhoud bestond voornamelijk uit rook- en drinkgerei. Genoemd kunnen onder
andere worden: wijnflessen, wijnglazen, testjes, witte kleipijpen en een fraaie
koperen tabaksdoos (afb. 19).
Bij het verdiepen van de werkput tot op het tweede vlak (0,90 m N.A.P.) en
het graven van een smallere profielsleuf (tot op 0,10 m - N.A.P.) bleek dat het
terrein pas relatief laat bij de stad was getrokken: het uit 1528 daterende stadhuis,
het refugium van de abdij van Baudeloo en de huizen langs de Lange Belling-
straat vormden de oudste bebouwing. Daarvoor moet het een laaggelegen gebied
zijn geweest dat gezien de datering van de aangetroffen scherven in de 14e eeuw
werd opgehoogd van 0,10 m - N.A.P. lot 1,50 m N.A.P. Mogelijk is de op de
kadastrale kaart van 1832 voorkomende laagte of vijveipartij op het 'binnenter
rein' nog een laatste restant ervan. De ophogingslaag bestond uit puin. zel(?)as,
en een plaatselijk 1 m dik pakket leerresten. Deze leerresten bestonden uitslui
tend uit zeer kleine afsnijsels van nieuwe zolen en uit restanten van versleten zo
len, blijkbaar het afval van een schoenhersteller. Het slachtafval uit een grep
pel)?) op een iets hoger niveau en evenwijdig langs de Lange Bellingstraat geeft
een beeld van wat er in de 14e eeuw op tafel kwam aan vlees, vis en gevogelte.
In de lengterichting van de put werd op het diepste niveau op het achterterrein
een enkelvoudige 5 m lange houten beschoeiing aangetroffen. Of de laagte
waarin de palenrij was aangebracht door mensenhand was gegraven of van na
tuurlijke oorsprong was, kon aan de hand van het bodemprofiel niet worden op
gemaakt. De opgravingsput kon helaas door de kans op verzakkingen niet verder
richting stadhuis worden uitgebreid. Mogelijk heeft het gebied, dat waarschijn
lijk al van nature laag was gelegen, in de 14e eeuw dienst gedaan als vuilstort
plaats. De lengterichting van de laagte en daarmee ook van de beschoeiing wordt
bijna zeker bepaald door de dekzandrug waarop het centrum van Hulst is gele
gen. De maximale hoogte van deze rug bedraagt ca 5 m N.A.P.
Een volledige uitwerking van de opgraving, waarbij aandacht is besteed aan de
historische gegevens, heeft inmiddels plaatsgevonden en is gepubliceerd als the
manummer van het tijdschrift NehalenniaM.
Nieuw-Namen
Op de Belgisch-Nederlandse grens tussen Nieuw-Namen aan de Nederlandse
kant en Kieldrecht aan de Belgische kant werden in juni door de dienst gemeen
tewerken van Beveren tijdens rioleringswerkzaamheden in de Grensstraat de
resten van een kapel en de daarbij behorende begraafplaats ontdekt. Het betreft
vermoedelijk de door de norbertijnen gestichte uithof Hulsterloo. De archeologi-
31Van Heeringen e.a., 'Van gracht tot wacht'.
134