hout belijmde Zeeuwse kast en tot slot het hoge type Zeeuwse kast, dat geheel
met palissander was gefineerd en soms van kussenpanelen was voorzien. Voorts
kan nog onderscheid worden gemaakt tussen de driedelige Zeeuwse kast, voor
zien van een terugwijkende bovenbouw en hoofdgestel, en het tweedelige type.
Het eerste type, waaraan te zien is dat het uit de Vlaamse buffetkast is afgeleid,
komt overigens zeer weinig voor. Bij de Zeeuwse meubelen hoort ook de
Zeeuwse kist. Met de intrede van de intarsia is deze als Zeeuws meubel te identi
ficeren: panelen met een vierdeling rondom centrale inleg en stijlen met cannelu
res van ebbe- of palissanderhout. Eenzelfde stijlontwikkeling als bij de kast en de
kist hebben verwante meubelen, zoals de Zeeuwse kruiskast, de bedstede en de
tafel, te zien gegeven. Voor de achttiende eeuw is het moeilijker het specifiek
Zeeuwse meubel te onderscheiden. Toch kunnen het sterkabinet en de Zeeuwse
pijzelkast duidelijk als Zeeuws worden aangemerkt. De kabinetten van Zeeuwse
herkomst onderscheiden zich door de toepassing van opgelegde panelen. Van al
deze categorieën is in de collectie maar weinig voorhanden. Het Genootschap be
zit niet één Zeeuwse kast! De Museumstichting heeft slechts één exemplaar in
bruikleen (collectie Bal). De prijsstelling hoeft verwerving niet in de weg te
staan.
Zeeuwse kast met spiegelpanelen van ebbehout en met intarsia van palissanderhout.
Eerste helft zeventiende eeuw.
XXVI