het Middelnederlands zowel op -e als -en konden eindigen.
Secundaire of primaire naamvorming
Enkele voorbeelden van secundaire naamvorming waarbij toponiemen die op be
staande appellatieven in het enkelvoud teruggaan, vormen op -en laten zien, zijn:
Heijningen, a. 1577-78 de Henigen, de Heijninge (Vierlingh 1920, 37, 338).
De huidige uitspraak eindigt op -e, daininge(RND 9, 134). Vergelijk ook de
naam van een tiendhoek te Oud Helvoet, a. 1697 de Heyningen (Caartboeck van
Voorne); a. 1715 De Heyninge (De Jong 1960, 46).
Wateringen, a. 1260 kop. Gherardus miles de Wateringhe (OBHZ Kruisheer
III, 1231); a. 1266 kop. Gerardus de Weteringhe, in kop. ca 1450 Gerardus de
Weteringhen (OBHZ Kruisheer III 1433); a. 1280-87 int ambacht vander Wate
ringhen (Gysseling Corpus I, p. 504). De huidige uitspraak eindigt op -e[wate-
ringe] RND 11. 10).
De waternaam de Wielingen is eveneens een secundaire naamvorming, die
volgens Schönfeld teruggaat op het enkelvoud van het Middelnederlandse appei-
latief wielinge 'draaikolk' (Schönfeld Wn, 111). We kennen hem als naam van
het bekende vaarwater ten zuidwesten van Vlissingen, a. 1438 de Welinghe
(Poelman I 1917, nr 1306), a. 1451 les Wielinghen (De Flou XVII 1936, 503) en
als naam van een verdwenen waterloop ten westen van Piershil, a. 1561 kop. de
Wielingena. 1642 kop. de Wielinqe (Baars 1973, 15; Doe. en Bijlagen, nr 10,
52).
Enkele namen die door een lidwoord worden voorafgegaan, zijn wellicht als
primaire naamvormingen te beschouwen. Dat betreft namen waarvoor in het Ne
derlands in het geheel geen gelijkluidende appellatieven zijn te vinden die even
tueel een toponymische functie zouden hebben gekregen, of namen waarvoor in
de appellativische woordvoorraad wel homoniemen zijn aan te wijzen, die ver
moedelijk echter een andere etymologie hebben. Met betrekking tot de vorm -in-
gen is de ontwikkeling van deze namen evenwel dezelfde geweest.
Sandelingen-Ambacht, deel van Hendrik-Ido-Ambacht, a. 1363 die Zantdee-
linge (Nibbelink I860, 62); a. 1775 Zandelingen Ambacht (Nibbelink 1860,
210). Elders hebben parallellen van deze naam bestaan, bijvoorbeeld voor een lo
cus in de omgeving van 's-Gravenzande, a. 1242 kop. Sandelingen OBHZ
Kruisheer II, 618) en een polderhoek bij Bath, ca 1500 de Zandelinge (Dekker
1971, 291). Een andere hoek bij deze laatste plaats heette de Moerdelinge. Dit
doet vermoeden dat wij hier te doen hebben met in de middeleeuwen vrij popu
laire uitbreidingen van het -/ng-suffix, namelijk het -ling-suffix. Het betreft in dit
geval dus -//ng-afleidingen bij de woorden sand en moer.
De Poortlingen. tiendblok te Brigdamme. a. 1318-19 Portelinghe (RZ I, 69); a.
1466-67 de Portlinghe (Tack 1932, 68); a. 1909 Poortlingen (IRA II 1929, 331).
Tack beschouwt deze naam als een afleiding bij de persoonsnaam Porterwaarbij
*Porterlinge, door assimilatie van -r- tot -/-, Portelinge zou zijn geworden. Dit
lijkt mij een te ingewikkelde constructie. Ik denk eerder aan een -ling- afleiding
bij het woord port 'stad' waarmee ongetwijfeld Middelburg zal zijn bedoeld. De
betekenis zal dan zijn geweest 'land dat in enigerlei relatie staat tot de stad Mid
delburg'. Daarmee is dan tevens de terminus a quo voor de vorming van de naam
aangegeven. Deze kan niet voor de opkomst van Middelburg als stad liggen, dus
3