gens beschreven signaalsysteem bij eenrichtingsverkeer in turfvaarten, samen
hangend met het woord koever 'mand', 'korf' en een oude aanduiding voor een
grondduiker, vgl. Engels culvert 'grondduiker', 'heul' (Van Loon 1965, 55).
Deze voorstellen hebben beide het nadeel dat zij van zeer technische begrippen
uitgaan en bases van een zo gespecialiseerde semantische aard komen we verder
nergens bij -inge-namen tegen.
Mijn eigen gedachten gaan in de richting van het Middelnederlandse woord
coever 'overvloed', dat de basis van de afleiding zou kunnen zijn geweest
(MNWB III, 1670-1671). De betekenis van coeveringe zou dan omschreven kun
nen worden als 'overvloedig gevulde waterloop'. Gezien het feit dat de naam
meermalen voorkomt, zou het mij niet verbazen als coeveringe zelfs een be
staand topografisch appellatief is geweest. Dit zal echter wel niet hetzelfde zijn
geweest als het woord koevering(e), dat in de oudere juridische vaktaal bekend
was in het begrip 'bij de koevering oplopen', als schuld bij wanbetaling op de
vervaldag werd verdubbeld (WNT VII, 5016).
Andere waternamen
De Madlinge, verdwenen water bij Kethel, a. 1125-1130 kop.fluvium Mathlinge,
a. 1162 fluvium Madlinge Lexicon237). Gysseling beschouwt deze naam als
prehistorisch en plaatst hem bij een stam (a)mat 'uitbuigend, schitterend' (Gys
seling 1983, 170). Ik blijf toch maar liever met beide benen op de grond en volg
Schönfeld, die voor een -//ng-afleiding bij made opteert, dus voor de betekenis
'waterloop naar de made(n)' (Schönfeld Wn, 154; Rentenaar 1972, 307).
De Malinge. Een deel van de dijk van Westkapelle heet de Maelienge. Het ligt
ter hoogte van een gevaarlijke draaikolk met dezelfde naam (Faase 1989, 84).
Het woord maling is nog bekend voor 'draaiing, maalstroom' (WNT IX, 149).
Ouderdinge, verdwenen dorp en parochie op Zuid-Beveland, a. 1331-1333
Ouderdinghe (RZ I, 474). Op grond van de ligging veronderstelt Dekker dat Ou
derdinge oorspronkelijk de naam van een water is geweest (Dekker 1971, 33).
Die waternaam *Ouderdinge zou dan verklaard kunnen worden als een afleiding
van de mansnaam Oudhard Aldhard (Morlet I 1965, 31).
De Roterdinge, verdwenen water bij Lamswaarde, a. 1226 kop. rivum qui vo-
catur Roterdinghe Cronet Cart, de Dunis 1864, 526). Gysseling kent Roter
dinge waarschijnlijk alleen als nederzettingsnaam en beschouwt deze daarom als
een vroegmiddeleeuwse -ingja-afleiding (Gysseling 1953-54, 35). Op grond van
de oudste vermelding moeten we echter besluiten tot een moeilijker te dateren
-mgö-afleiding met de betekenis 'water dat in relatie staat tot iemand die Rod-
hard Hrodhard heet' (Förstemann PN, 903-904).
De Runninge, naam van drie waterlopen in het westen van Noord-Brabant, a.
1490 de Runninghe te Oud-Gastel, a. 1507 de Runninghe te Wouw, a. 1523 de
Runninge bij Bergen op Zoom. De naam is een -(«g-afleiding bij run 'stroom'
(Van Loon 1965, 38-39).
De Schelveringe. De meest bekende vertegenwoordiger van deze naam is de
voormalige kreek op Schouwen, a. 1291 binnen der Scelueringhen (Gysseling
Corpus I, 1526). Volgens de jongste bodemkundige inzichten is hij ontstaan bij
de stormvloed van 1014 en liep hij vanaf de Oosterschelde tot Burgh en Haam
stede (Kuiper 1982, 108). Een andere representant heeft in Saaftinge gelegen, a.
12