73). Het lidwoord spreekt tegen het voorstel van Gysseling in deze naam een col
lectieve -/«g/'a-afleiding te zien (Gysseling TW, 387). We zullen moeten uitgaan
van een vrouwelijke afleiding. Het lijkt mij niet, dat we daarbij moeten denken
aan het woord gaping, 'wijde opening, reet, spleet, scheur', afgeleid van het
werkwoord gapen WNT IV, 281). Dit woord is niet uit Middelnederlandse tek
sten bekend, dus het zal vermoedelijk wel een jongere vorming zijn. Als basis
van de naam Gapinge is de persoonsnaam Gapo *Garbrecht voorgesteld (Tack
1934, 75; Van Berkel en Samplonius 1989, 62). Zoals we echter hebben gezien,
zijn de persoonsnamen in vrouwelijke -/«^-afleidingen over het algemeen twee
ledig, de aanwezigheid van verkorte namen is veel meer twijfelachtig. Ik volg
dan ook liever Gysseling, die het Germaanse woord gapa- 'gat, opening' als ba
sis aanneemt. De betekenis van de naam Gapinge zou dan kunnen luiden 'de
plaats bij de opening of verwijding van een kreek'.
Heijninge(n) (zie boven). Ik kwam deze naam verder nog tegen op Tholen, a.
1255 kop. Heinigghe OBHZ Kruisheer II. 1049) en op IJsselmonde, a. 1379 die
Heyninghe (Van der Gouw I 1980, 11).
Hekelingen (zie boven). Schönfeld zoekt de verklaring van deze naam in een
afleiding bij het woord haakdat op een haakvormig water zou duiden (Schön
feld Wn, 107). Haak is mij in deze betekenis niet bekend, maar alleen als 'zand
bank in zee' en in dat geval maakt de ligging van Hekelingen deze verklaring on
mogelijk (Beekman I 1905, 745). Ik acht dan ook het idee van Blok meer
waarschijnlijk, die - schrijvend via de pen van Hoek - voorstelt de naam te be
schouwen als een afleiding bij het woord *heukel 'hogere grond'. Hekelinge zou
dan oorspronkelijk 'het land gekenmerkt door een hoogte' betekend hebben
(Hoek 1977, 117).
Herkingen (zie boven).
Hertinge, verdwenen dorp en parochie in het zuidoosten van Zeeuws-Vlaande
ren, a. 1255 Hertinghen (Serrure, 279); a. 1277 Hertingha OBU IV, 1936); a.
1278 dieprochghien van der Hertinghen (Gysseling Corpus I, 225). De basis
is mogelijk het adjectief hard en dan zou de betekenis zijn geweest 'de plek met
de harde grond' De -t- is verklaarbaar uit het Vlaams, waar de slotconsonant ook
in de verbogen vorm stemloos kon blijven WNT V, 2149).
De Heveringen (zie boven).
De Hoevingen (zie boven).
Honingen, verdwenen kasteel bij Rotterdam, a. 1297 Honinghen (Gysseling
Corpus I, 2419); a. 1299 Hoeninghe (Gysseling Corpus I, 2704). Ik veronderstel
dat de naam is afgeleid van het woord ho 'hoog(adj.)' of ho 'hoogte(app.)' en
dus oorspronkelijk 'het land gekenmerkt door een hoogte' heeft betekend. Verge
lijk de vermelding van a. 1415 de Honinghe te Groede, welk perceel wordt om
schreven als 'een stick met een hooghen wal daer inne ligghende' (God
schalk II 1958,259).
De Hovingebuurt, gehucht te Wemeldinge, a. 1442 die Hovinge (Dekker 1971,
359-360); a. 1582 de Hovinge buyerte (Witte 1987, 24). Zie voor de verklaring
van deze naam hierboven onder Hoevingen.
Klateringen, tiendhoek te Oudenhoorn, a. 1697 Claterynge Caartboeck van
Voorne). Het Middelnederlandse werkwoord dateren betekende onder meer 'be
vlekken, bezoedelen'. Als toponymische betekenis zou daarbij kunnen aansluiten
'land dat regelmatig overstroomt'.
Kloetinge, a. 12f6 Clotinge OBHZ Koch I, 361); a. 1308 Clotinghen (Hende-
15