Risinge, verdwenen gehucht op Borsele, a. 1286 Risinghen OBU IV, 2277); a. 1292 Jans van Risinge (Gysseling Corpus I, 1770). Dit is waarschijnlijk een af leiding bij het woord rijs, met de betekenis 'plaats waar rijshout groeit'. De naam Risinge komt ook buiten Nederland voor, onder andere in Denemarken, waar men dezelfde betekenis veronderstelt DS 14, XVI). Sandelinge (zie boven). Scharinge, gebied te Elfsdijk in het verdronken land van Saaftinge, a. 1238 Scaringhe Cronet Cart, de Dunis 1864, 571). De naam Seliaringe komt in Vlaanderen op meer plaatsen voor (De Flou XIV 1933, 179). Aan de woorden schaar en scharen kunnen in de topografische sfeer zoveel verschillende beteke nissen worden verbonden, dat ik mij niet over de betekenis van de naam Scha ringe durf te uiten. De Schelling, tiendblok te Buttinge (Tack Ms, s.v.); a. 1331-33 Scelwinghe, Wisse van der Scelwinghen (RZ I, 393); a. 1566 Seeding (Tack Mat). Tack weet met betrekking tot de basis niet goed te kiezen tussen een persoonsnaam Scel en het appellatief schel(l)e 'schelp' (Tack Ms, s.v.). Geen van beide voorstellen spreken mij erg aan. maar ik heb zelf helaas geen beter idee. De Smaldelinge, 'begin' of polderdeel in de Zuidzandepolder, a. 1435 de Smaltedeelinghe (De Flou XIV, 937); a. 1449-50 Smaldeelinghe (Gottschalk I 1955, 110); zeventiende eeuw de Smalle Dellinge (De Flou ibid.). Hoewel De Flou. op grond van de laatste vermelding, de opvatting afwijst dat het ontstaan van de naam te maken heeft met een grondverdeling, lijkt mij dit toch de meest aannemelijke verklaring. Teteringen (zie boven). De Wellinge, tiendblok te Borgvliet. a. 1481 de Wellinghe (Van Loon 1966, 29). Het appellatief wellinge betekende onder meer 'veld waarin wilde wikke groeit' (MNWB IX 2124). Wemelingen, gebied te Abbenbroek, a. 1413 kop. Wemelinghen (Van der Gouw 1986. 220). Het Middelnederlands kende een werkwoord wemelen 'beroe ren, schudden, beroerd worden'. Is *de Wemelinge misschien oorspronkelijk de naam van een onvaste zandplaat geweest? Zwalinge. tiendblok in Poppenrodeambacht ten noorden van Middelburg, a. 1263 Iohannes de Zuwalinga OBHZ Kruisheer III, 1322); a. 1318-9 Hughe Musket van der Zuellinghen (RZ I. 667). Tack denkt aan een afleiding bij een persoonsnaam *Swal, maar hij moet toegeven dat de aansluitingen daarvoor moeilijk zijn te vinden (Tack 1932, 75-76). Op grond van het voorkomen van het lidwoord denk ik niet dat Zwalinge primair als naam aan een nederzetting is ge geven, maar eerder aan een natuurlokaliteit. Dit heeft gevolgen voor zijn, moei lijk te achterhalen, etymologie, die misschien ook meer direkt in de natuursfeer gezocht moet worden. Heel voorzichtig stel ik een afleiding bij een basis swel- 'zwellen' voor. hoewel ik daar bij moet aantekenen dat het Middelnederlandse woord swel voor de rest alleen bekend is als 'aezwel' en 'eelt' (MNWB VII. 2515). De Zwemminge, laaggelegen weidegebied bij Roosendaal, a. 1471 de swem- minge, de zwemminge (Van Loon 1965, 95). Onder verwijzing naar het door Schönfeld aangehaalde werkwoord sweimen 'wankelen, heen en weer gaan' ver klaart Van Loon deze naam als 'drijvend land'. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 51