Tsaftinge, Tsaeftinge, Tsaeftinges, Savetinghes (Gysseling 1953-54, 35); a. 1260 Tscauetinghe (Gysseling Corpus I, 71). Over de etymologie van deze naam is al veel te doen geweest (Carnoy 1948, 603). Recentelijk heeft De Langhe hem nog willen interpreteren als een afleiding bij een woord *saafte 'slik, schor', maar daarvoor lijken mij de etymologische aansluitingen te ontbreken, terwijl ook de verschillende schrijfwijzen weinig steun bieden aan zijn idee (De Langhe 1990, 274-276). Terecht heeft Carnoy er op geattendeerd, dat de orthografische varia ties van de beginmedeklinker wijzen op een oorspronkelijk romaanse ch-. De ba sis was volgens hem een oudfrans woord chauvet 'naakte grond, onvruchtbare plaats'. Hiertegen zijn twee bezwaren aan te voeren. In de eerste plaats weten we niet of dit woord ooit als leenwoord in het Vlaams is overgenomen en in de tweede plaats zie ik problemen bij de klemtoonverdeling. Mijn voorzichtige voorstel gaat uit van een. overigens onverklaarde, romaanse persoonsnaam Chaft, Chaeft, die nog in de veertiende eeuw in leper voorkwam (Beele II, 110). De betekenis van de naam Saaftinge zou dan kunnen zijn 'collectiviteit van de lieden van Chaft'. Sabbinge, a. 1203-05 kop. Egidius de Sabbinge OBHZ Koch I, 276); a. 1216 Sabbingen (OBHZ Koch I, 361). De huidige uitspraak luidt [sabbige] (De Boo 1964, 68). De basis is wellicht de persoonsnaam Sabbe, een verkorte vorm van Saxbald (Moerman 1956. 116). Sabbinge zou dan betekenen 'collectiviteit van de lieden van Sabbe'. Scheveningen (zie boven). Als basis is de persoonsnaam Scufino voorgesteld (Tack 1932, 74; De Cock 1966, 121). De betekenis van de naam Scheveningen kan zijn 'collectiviteit van de lieden van Scufino'. Sivelinge, mogelijk een onbekende plaats in het oosten van Zuid-Beveland (Dekker 1971, 165). De naam is slechts bekend uit een vermelding, a. 1214 offi cium Petri de Sivelinga (OBHZ Koch I, 344). Gysseling verklaart hem als 'col lectiviteit toehorig aan Sibulo' (Gysseling TW, 1100). Vinninge, a. 1201 kop. Vinninghe (OBHZ Koch I, 251); a. 1216 Vinningen (OBHZ Koch I, 361). De huidige uitspraak luidt [vinnige] (De Boo 1964, 68). Gysseling verklaart deze naam als 'collectiviteit toehorig Finno' (Gysseling TW, 1016). Vlissingen (zie boven). Algemeen wordt aangenomen dat deze naam is afge leid van een persoonsnaam Flisso Filiso (Van Berkel en Samplonius 1989, 189). De betekenis zou dan zijn 'collectiviteit van de lieden van Flisso'. Welzinge, a. 1235 kop. Welsinghen (OBHZ Kruisheer II, 569); a. 1318-19 Wel- singhe (RZ I, 10). Nog in 1984 leefde de voorstelling dat er ooit een diep vaarwa ter de Welsinge van Middelburg naar Rammekens zou hebben gelopen (Ene. Zeeland III 1984, 302). Dit is echter een spookwater, dat - op grond van een ver keerde naamkundige analyse - is uitgevonden door Dommisse (Dommisse 1904, 35-54). Het lijkt mij meer waarschijnlijk dat Welzinge direkt gevormd is als naam voor de collectiviteit van de lieden die hoorden bij iemand met de naam Waliso (De Vries 1962, 185). In een romantische opwelling heeft Tack de naam Wel zinge in verband willen brengen met de persoonsnaam Welsing, die bekend is uit de heldensagen. Naamtypologisch is dat echter onwaarschijnlijk. De plaatsnaam Welzinge zou dan zijn ontstaan uit een persoonsnaam in de verbogen vorm en een dergelijke manier van plaatsnaamvorming is verder in Zeeland niet bekend. Wemeldinge, a. 1222 Gerardus de Wimeldinga OBHZ Kruisheer II, 428); a. 1233 Wimeldingen (OBHZ Kruisheer II 553); a. 1400 kop. Wemelinge (Dekker 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 53