1971, 439). De huidige uitspraak luidt [weumelienge (De Boo 1964, 68). Gys-
seling verklaart deze naam als 'collectiviteit toehorig Winiwald' (Gysseling TW,
1059). Onlangs heeft men de plaatsnaam Wemeldinge met de beroemde Finn
Folcwalding uit de Beowulf in verband willen brengen, maar ik miste daarbij een
betrouwbare naamkundige onderbouwing van deze stelling (Zijlstra 1991, 61).
-inge(n)-«a«7£77 en nederzettingsgeschiedenis
Natuur en landschap zijn belangrijke motieven geweest bij de vorming van de
Zuidwest-Nederlandse toponymie. Onze rondgang door de -inge(n)-namen heeft
dat nogmaals bevestigd. In de meeste gevallen zijn het wateren of plekken in het
vaak nog onontgonnen landschap geweest, waaraan een dergelijke naam is gege
ven. De mens was daarbij soms niet alleen als naamgever betrokken, maar ook
als naamvormingsmotief, doordat wateren naar een persoon (eigenaar, gebruiker
of slachtoffer?) bleken te zijn genoemd. Meestal bevatte de naam echter een ka
rakterisering van de natuur ter plekke op het moment van de naamvorming.
Daarmee kunnen deze namen ons helpen bij de beschrijving van het landschap in
het verleden. Helaas hebben natuur- en waternamen over het algemeen het be
zwaar dat zij moeilijk dateerbaar zijn. Hoewel verschillende -inge(n)-naxnen in
deze beide categorieën ongetwijfeld uit de vroege middeleeuwen zullen stam
men, waren er toch ook aanwijzingen dat hun vorming nog ruimschoots na het
jaar 1000 plaats kon vinden.
Kenmerkend voor dit gebied is het feit dat de nederzettingsnamen dikwijls se
cundair zijn ten opzichte van de natuur- en waternamen. Zoals ik hoop te hebben
duidelijk gemaakt, is het ook bij de -inge(n)-namen zo geweest dat zij pas later
als naam voor menselijke bewoning zijn gaan functioneren. Primaire nederzet
tingsnamen op -inge(n), teruggaand op een vroeg-middeleeuws -mg/a-suffix zijn
in de minderheid. Bovendien was de etymologie ervan lang niet altijd onomstre
den. Hun ligging heeft misschien enige nederzettingshistorische zeggingskracht.
Wij treffen ze aan langs de noordelijke rand van de Delta en in die delen van
Zeeland die na afloop van de Duinkerke-II transgressie vanaf ca 600 als eerste
weer bewoond zijn geworden, hoewel enkele toch ook zijn te vinden in gebieden
waar de mens pas omstreeks het jaar 1000 weer een voet heeft gezet.
De -inghem-namen
Rest ons nog de vraag naar de verhouding tussen de -inge(n)-n'&men en de namen
op -inghem <-ingahaim. Dit is een ingewikkeld probleem waarover in de loop
der jaren zeer verschillend is geoordeeld. Omdat ik er elders al over heb geschre
ven, wil ik mij hier beperken tot enkele opmerkingen (Rentenaar 1992). Het gaat
er dan om in hoeverre de theorie van Gysseling ook op ons gebied van toepas
sing is. Volgens deze auteur is in de loop van de zesde eeuw in het taalkundige
menggebied van Pas-de-Calais een nieuw plaatsnamentype ontstaan, een samen
stelling van een afleiding op genitief meervoud -inga met het grondwoord -haim.
Deze zogenaamde -ingahaim- of -inghem-namen zouden zich van hieruit naar
het noorden en oosten verbreid hebben (Vlaanderen, Brabant, Holland, Fries
land) en over zee naar Engeland. Daarbij zouden zelfs een aantal namen op -in-
20