hoogte als een beeldbepalend element gaan fungeren. Krachtens de wetsbepaling dat de ledenvergadering de zorg voor de verzamelingen regelt, moest het plan worden voorgelegd aan de Algemene Ledenvergadering van het Genootschap. Discussie binnen het bestuur gaf reeds aan dat het voorstel op tegenstand zou stuiten; de Werkgroep Historie en Archeologie had ernstige bezwaren en behield zich het recht voor haar leden te adviseren het plan niet te aanvaarden. In de bewuste ledenvergadering op 6 april 1976 vond een langdurige, diep gaande en soms heftige discussie plaats20. Vertegenwoordigers van de gemeente Middelburg, gesteund door de emeritus hoogleraar bouwkunde prof. ir J.F. Berg hoef verdedigden het plan, evenals een meerderheid van het bestuur van het Ge nootschap. Vanuit de leden was er echter hevige tegenstand. Als bezwaren wer den met name aangevoerd - dat de gevel in een niet-historische omgeving zou worden opgesteld; - dat overdracht aan een particulier grote risico's met zich mee zou brengen; - dat plaatsing elders met nieuwbouw in overeenstemming met de gevel te pre fereren zou zijn; - dat in het uiterste geval overdracht aan de gemeente Middelburg zou mogen plaatsvinden met verbod tot overdracht aan derden; - dat een museale bestemming onder beheer en eigendom van het Genootschap evenwel de beste garanties zou bieden. Als alternatief werd herbouw aan de Korte Giststraat voorgesteld, ten behoeve van een depot voor de Zeeuwse Museumstichting waarin tevens het Genootschap en de werkgroepen onderdak zouden kunnen vinden. Deze overwegingen werden in een door de Werkgroep Historie en Archeologie ingediende motie verwoord. Omdat de voorstanders van plaatsing in de Korte Geere nu de motie trachtten te doen verwerpen door de onhaalbaarheid van het alternatief aan te tonen, werd dit element na intern beraad er uit gelicht. Aan de vergadering werd nu de keuze tus sen twee alternatieven voorgelegd: a. overdracht aan de gemeente waarbij, indien geen andere mogelijkheid zou blijken, overdracht aan derden zou mogen plaats vinden; b. overdracht aan de gemeente met verbod tot overdracht aan derden. In de hoofdelijke stemming werd voorstel a met 32 tegen 13 stemmen verworpen en voorstel b met gelijke stemverhouding aangenomen. In beginsel was over plaatsing naar het Geere-gebied nog mogelijk geweest, maar de gemeente achtte de constructie waarbij zij eigenaar zou blijven van een historische gevel tegen een gebouw met commerciële bestemming te gecompliceerd. Wel kreeg het be treffende pand de typische vorm van de gevel, maar nu in beton uitgevoerd. Het beoogde stedebouwkundig effect heeft men toch gekregen, zij het niet door mid del van de authentieke, geheimzinnig aandoende middeleeuwse gevel. Het is echter de vraag of er veel authentieks zou zijn overgebleven na ver plaatsing. De korte balkeinden zouden zeker niet te handhaven zijn geweest, met de moerbalken had men evenmin weinig kunnen aanvangen, het houtskelet zou achter een moderne wandbekleding zijn verdwenen en de typische onderpui met deuren en luiken zou in verband met de winkelfunctie in het geheel niet te be houden zijn geweest. In feite zou uitvoering van het project liquidatie van de 20. Uitvoerige verslagen vindt men in de notulen van deze ledenvergadering en in het Bulletin van de Werkgroep Historie en Archeologie afl. 25 (najaar 1976) 11-13. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 86