middeleeuwse gevel met zich mee hebben gebracht. Met restauratiesubsidie zou een vrijwel geheel nieuwe gevel zijn gebouwd en dit alles op grond van het toen nog bestaande idéé fixe dat een dergelijk object een praktische bestemming zou moeten hebben. We kunnen achteraf dan ook niet dankbaar genoeg zijn dat het heilloze plan schipbreuk heeft geleden dank zij een mondige ledenvergadering. Restauratie in 1990 Toen het er naar uitzag dat de gevel ter plaatse zou blijven staan, is door het Ge nootschap een schilderbeurt uitgevoerd met enige bijkomende voorzieningen. Ter wering van het opkomend vandalisme werd gaas gespannen voor de ramen van de onderpui en eerste etage. Dit bleek evenwel verre van voldoende. Deze voorziening noodde tot meer geweld en hogere mikpunten, zodat steeds meer glas sneuvelde. De gevel was nu niet langer winddicht met als gevolg dat bij de minste of geringste storm de dakpannen van hun plaats waaiden. Als gevolg daarvan kregen de duiven vrij entree en na enige jaren ging de gevel als groot schalig duivenhok fungeren. De mest viel op het houtwerk van het skelet, dat bij inregenen hierdoor langdurig vochtig bleef en ging verteren. Op verzoek van de Commissie voor de Verzamelingen, onder wie de zorg voor de gevel sinds haar instelling in 1982 ressorteerde, liet het bestuur een onderzoek instellen en diende een aanvrage voor restauratiesubsidie in. De overheveling van de monumentenzorg naar de gemeenten veroorzaakte enige vertraging, maar tenslotte kwamen de vereiste toezeggingen binnen. In 1989 kon een begin wor den gemaakt met de restauratie door de gevel te ontmantelen. Zoals te verwach ten, kwamen nu nog wat meer defecten aan het licht, waarvoor aanvullende sub sidies werden gevraagd en verkregen. Ten behoeve van de werkzaamheden is een onderzoek ingesteld naar de her stelling van 1875 en de verplaatsing in 1888. Ook is advies ingewonnen van prof. dr R. Meischke en H.J. Zantkuijl, beiden experts op het gebied van het oude Nederlandse woonhuis en restauratiemethodiek. Het bleek niet gewenst op eni gerlei wijze verder terug te gaan dan de 19e-eeuwse herstellingen. Stond men thans pas voor een restauratie, dan zou hel resultaat in een aantal opzichten an ders uitvallen. De gevel zou dan niet in het bruinrood zijn geschilderd, het be schot rondom de driepas zou niet met verticale delen zijn betimmerd en ook de bekleding onder de vensters zou anders zijn afgewerkt. Deze keuzemogelijkheid was er nu niet, zodat het een puur consoliderende restauratie is geworden. De restauratie is uitgevoerd door het aannemersbedrijf Geschiere-Wattel B.V., die gespecialiseerd is in dit soort werken. Het voornaamste onderdeel was het herstellen van het houtskelet. Daarvoor is gebruik gemaakt van antiek eikehout afkomstig uit restauratiepanden. Op plaatsen waar verrotting was opgetreden, zo als in het midden van de moerbalk achter de onderpui, is gebruik gemaakt van kunsthars om het verband te herstellen. Het beschot, grotendeels daterend uit 1875, maar uit deugdelijk eikehout ver vaardigd. is losgemaakt teneinde de ontstane krimpnaden te kunnen wegwerken. De door opschuiving ontstane ruimte is met nieuw beschot aangevuld. Met grote zorgvuldigheid is het nog middeleeuwse beschot onder de ramen van de etage behandeld. Deze delen zijn, voor zover gescheurd, aaneengelijmd en verder met kunsthars gecompleteerd en gedicht21. Aan de hand van dit gedeelte zal men steeds kunnen vaststellen dat het beschot van 1875 en dat van 1990 zeer nauwge zet volgens het oude profiel is vervaardigd. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 87