volgende zin zijn geworden18. Ook een dergelijke fout is voorstelbaar en komt ook elders wel voor19. Dit betekent evenwel dat hier een schrijver aan het werk moet zijn geweest van wie wij een dergelijke fout mogen verwachten. Iemand dus die zich met de Middelburgse schepenen zodanig identificeert dat hij, doe lend op deze personen, van wij en ons kan spreken. Dit houdt in dat dit charter zou zijn vervaardigd door iemand in dienst van schepenen van Middelburg. Dit laatste nu is aantoonbaar niet het geval geweest. De hand die deze oorkonde heeft geschreven, kennen wij uit nog drie andere oorkonden. Twee hiervan zijn bestemd voor de abdij van Rijnsburg: bij de derde beoorkonding is de abdis van dit klooster nauw betrokken geweest. Van deze drie is de oorkonde van 10 juli 1263 nog niet doorslaggevend2". De oorkonder is immers opnieuw abt Nikolaas van Middelburg, hetgeen betekent dat het stuk in principe door een Middelburgse schrijver kan zijn gemaakt. In de twee andere stukken, respectievelijk van 14 ok tober 1261 en 13 januari 1265, speelt daarentegen geen enkele Middelburger een rol21. Uit de betrokkenheid van de abdij te Rijnsburg bij deze vier verschillende oorkonden mag de conclusie getrokken worden dat ze in het klooster aldaar, dus niet in Middelburg zijn geschreven. Er rest ons dan nog slechts één mogelijkheid, namelijk dat de schrijver of schrijfster uit Rijnsburg een in Middelburg opgesteld concept heeft afgeschreven. In dat ontwerp zouden dan reeds de foutieve zins wendingen hebben gestaan. Deze mogelijkheid kunnen wij echter ook uitsluiten. De zegelaankondigingen en de datumregels van deze vier stukken vertonen grote overeenkomsten in formulering22. Wij mogen hier uit concluderen dat zij door dezelfde redacteur zijn opgesteld. Ook deze persoon zullen wij in het klooster te Rijnsburg moeten zoeken. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat redacteur en schrijver dezelfde persoon zijn geweest. Met de vaststelling dat de hier onder zochte oorkonde door iemand van de abdij van Rijnsburg is opgesteld en in het 18. Overigens zouden wij dan nog steeds met het rare feit blijven zitten dat de schepenen de abt zouden hebben verzocht de oorkonde mee te zegelen. Wij laten dit hier evenwel buiten beschouwing. 19. In een oorkonde van 10 okt. 1297 t.g.v. het klooster Koningsveld is doelend op het klooster per ongeluk 'ons' geschreven, hetgeen ter verbetering is doorgestreept en geëxpungeerd; zie Gysseling, CMT. 1-4, nr 1634. Vgl. ook Kruisheer. OHZ. III. nr 1244 op naam van schepenen van Leiden waarin de abt van Egmond afwisselend subjectief, als 'ego', ik. en objectief als 'abbas', abt. wordt opge voerd. 20. Kruisheer, OHZ, III. nr 1324. 21. De oorkonde van 14 okt. 1261 (Kruisheer. OHZ. III. nr 1267) betreft een schenking t.b.v. de stichting van het klooster Leeuwenhorst door Amout en Walewijn van Alkemade. waarbij de ge schonken goederen voorlopig ter hand worden gesteld van de abdis van Rijnsburg; die van 13 jan. 1265 (Kruisheer, OHZ, III, nr 1374) is een vidimus op verzoek van de abdis van Rijnsburg uitgevaar digd door Dirk van Teilingen, Laurens priester in Voorhout, Willem priester in Valkenburg en meester Gerard van Leiden. Ik dank drs J.W.J. Burgers te Amsterdam die mijn aandacht op eerstgenoemde oorkonde heeft gevestigd en die in zijn proefschrift over de paleografie van de documentaire bronnen in Holland en Zeeland in de dertiende eeuw nader op deze hand zal ingaan. 22. Vgl. de vier zegelaankondigingen: d.d. 14 okt. 1261: 'Et ut ista robur firmitatis obtineant. nos presentem cartulam sigillo allerius nostri fecimus consignari'. d.d. 2 juli 1263: 'Ut huius rei Veri tas et huius venditionis firntitas imperpetuum rata et stabilis perseveret, presentem cartulam sigillo nostro ad petitionem nostram in predictorum testimonium fecimus roborari'. d.d. 10 juli 1263: 'In cuius rei testimonium presentem notulam sigilli mei munimine feci roborari' en d.d. 13 jan. 1265: 'Et nos in testimonium presentem notulam ad petitionem sigillorum nostrorum muniminibus fecimus roborari": verder zijn de datumregels van de oorkonden op gelijke wijze ge vormd: ingeleid met 'Datum anno Domini' (in de oudste oorkonde 'Datum et ordinatum anno Do- mini') gevolgd door een opgave van jaar en dag volgens de kerkelijke kalender. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 97