net geschreven, vervalt de hier besproken fout dan ook als mogelijkheid. De conclusie uit een en ander is dus dat in de zegelaankondiging niet het zegel van schepenen of stad Middelburg wordt aangekondigd. Wij hebben dus vastgesteld dat aan deze oorkonde de zegels van de oorkonders en van de abt van Middelburg zijn gehecht. De volgende stap zal zijn te bepalen wiens zegel rechts en wiens zegel links heeft gehangen. Omtrent de redenen die de bewerkers van het Corpus Sigillorum Neerlandicorum hebben bewogen de resten aan de rechter staart als het zegel van de abt van Middelburg te beschou wen. delen zij ons niets mede. Misschien zijn zij zonder meer afgegaan op de volgorde in de zegelaankondiging. Mogelijk ook zullen de resterende letters van het randschrift de aanleiding zijn geweest. Deze tekst zou dan in hun visie '[SI- GILLUM NIC]OL[AI ]A[BBATIS~DE MIDDELBUjRGH': 'zegel van Nicolaas abt van Middelburg', geluid kunnen hebben23. Hoewel een dergelijke invulling goed lijkt te passen, wil ik toch de interpretatie van hetgeen het zegel te zien en te lezen geeft, voorlopig terzijde laten. In de eerste plaats is het randschrift thans geheel verdwenen, hetgeen verificatie onmogelijk maakt. Daarnaast zijn op de afbeelding in het Corpus de nog resterende letters nauwelijks leesbaar en acht ik de gegeven lezing hoogst twijfelachtig. Waar de bewerkers 'OL' lezen, lijkt vee leer een 'M' te hebben gestaan; de lezing 'A' acht ik discutabel, terwijl van de letters 'RGH' alleen 'RG' zichtbaar zijn. Verder valt over de afbeelding op het zegelveld al evenmin een uitspraak te doen. Het afgebeelde gebouwtje verraadt immers niets van zijn functie en kan net zo goed de contouren van de stad als de abdij voorstellen. Een vergelijking met de andere zegels van de abten van Middelburg brengt ons wel verder. Van een Middelburgse abt genaamd Nikolaas - in de tekst van deze oorkonde aangeduid met zijn initiaal 'N' - zijn tussen 1246 en 1270 een aantal zegels voorhanden24. Al deze zegels zijn met hetzelfde zegelstempel ge maakt. De afdrukken van dit stempel lijken qua vorm en afbeelding volstrekt niet op het hier onderzochte zegel. Het abtszegel is immers spitsovaal van vorm en toont de afbeelding van een staande figuur, waarschijnlijk de abt zelf. Wij mogen aannemen dat de abt genaamd Nikolaas uit 1246 niet dezelfde persoon is geweest als die uit 1270. De verschillende tegenzegels wijzen hier onder meer op25. Ook al weten wij niet of de abt 'N' uit de onderhavige oorkonde uit 1263 dezelfde was als de Nikolaas uit 1246, 1248 of als die uit 1270, het is niet goed voorstel baar dat hij op 2 juli 1263 een ander zegel zou hebben gebruikt26. Voorts zouden de enkele letters van het randschrift, indien goed gelezen, problemen opleveren. 23. Vgl. noot 9 hiervóór. 24. CSN, nr 433. Afdrukken van dit zegel hangen aan oorkonden van mei 1246, 5 aug. en 19 dec. 1248 en aan drie charters van 14 nov. 1270; resp. Kruisheer, OHZ, III, nrs 686, 767, 7971537, 1538 en 1539. 25. De twee zegels uit 1248 hebben als tegenzegel CSN, nr 434, de drie uit 1270 daarentegen nr 435; het exemplaar uit 1246 is zonder tegenzegel. Het is niet uitgesloten met drie abten Nikolaas van doen te hebben. 26. Aan een oorkonde van 10 juli 1263 (Kruisheer, OHZ, III, nr 1324) heeft blijkens een zegel- schets uit de achttiende eeuw (Corn, van Alkemade. Bewysstukken belr. de abdij en klooster tot Rijns burg. I, f. 58v; Rijksmuseum Het Catherijneconvent te Utrecht, handschriften Seminarie Warmond nr 92 H 9) ditzelfde spitsovale zegel gehangen; zie over de betrouwbaarheid van dit handschrift hierna. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 98