menhang met genoemde goederencomplexen. Hiervoor hebben wij het vermoe
den geuit dat het grafelijk bezit onder Oostkapelle teruggaat op de schenking
door koning Hendrik II in 1012 van het koningsgoed Walcheren aan de graaf van
Vlaanderen.132 Geldt dit ook voor het grafelijk bezit in Westkapelle, dan is het
mogelijk dat beide kerken zijn gesticht, ofwel tussen 1012 en het midden van de
I le eeuw door de graaf van Vlaanderen, ofwel nog vóór 1012 op koninklijk do
mein. In het eerste geval zou dan het eigenkerkrecht door de graaf, in het tweede
geval door de koning aan de bisschop van Utrecht zijn overgedragen. Een keuze
tussen deze twee mogelijkheden durf ik nauwelijks te maken, zij het dat ik wel
een lichte voorkeur heb voor de laatste. Gezien de nauwe band tussen koning en
rijksbisschoppen binnen het kader van het rijkskerkstelsel zal de koning zeker
geneigd zijn geweest de bisschop van Utrecht het eigenkerkrecht van de nieuwe
kerken te gunnen.133
Overigens kan men zich om diverse redenen afvragen of bij de stichting van
de kerken van West- en Oostkapelle niet een rol kan zijn gespeeld door de op
Walcheren gegoede Sint-Willibrordsabdij van Echternach. Beide kerken zijn aan
Willibrord gewijd, en wanneer wij mogen geloven wat abt Thiofried van Echter
nach ca. 1103 in zijn Vita Sancti Willibrordi schrijft, dan neemt de kerk van
Westkapelle in de 11e eeuw een centrale plaats in in de Willibrordverering op
Walcheren. Bovendien lijkt het laatste in belangrijke mate vanuit de abdij van
Echternach te zijn gestimuleerd.134 Toch is er in de bronnen absoluut niets dat er
op wijst dat de abdij van Echternach in de 11e eeuw het eigenkerkrecht van de
twee kerken heeft bezeten.135 Wij nemen dan ook vooralsnog aan dat het bevorde
ren door de abdij van Echternach van de Willibrorddevotie in Westkapelle vooral
te maken heeft met de materiële belangen, met het grondbezit van de abdij op
Walcheren. Wel is op dit punt, wanneer wij er vanuit gaan dat de bisschop van
Utrecht eigenkerkheer van de twee kerken is geweest, samenwerking tussen
Utrecht en Echternach goed voorstelbaar. Van zowel het bisdom Utrecht als de
abdij van Echternach is Willibrord de grondlegger. In dat licht mag ook het Wil-
librordpatrocinium van de twee kerken worden gezien. Typerend is met name dat
de in het bisdom Utrecht aan Willibrord gewijde kerken voor een zeer groot deel
eigenkerken zijn geweest van ofwel de bisschop van Utrecht en zijn kapittels, of
wel de abdij van Echternach.136
land. Hamaker, Rekeningen Zeeland, dl. 1, 111, 214, 436. Bovendien weten wij dat in de 13e eeuw
roomskoning Willem II grafelijk bezit in Westkapelle heeft vervreemd. Zie hiervoor noot 13.
132. Zie hiervoor p. 117.
133. Het rijkskerkstelsel betekent dat de Duitse koningen/keizers, te beginnen met Otto I (936-973),
bij de uitoefening van hun gezag allengs meer gaan steunen op bisschoppen, op wier benoeming zij
grote invloed uitoefenen. In dat kader schenken zij aan de rijksbisschoppen in toenemende mate ko
ninklijke goederen en inkomsten, alsook bestuurlijke gezagsrechten.
134. Zie de bijlage bij dit artikel.
135. Vgl. ook Dekker, Zuid-Beveland, 49-50.
136. H.J.Kok, 'De patrocinia van St. Willibrord in het middeleeuwse bisdom Utrecht', Archief voor
de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 1 (1959) 269-291, maakt aannemelijk dat in
het bisdom Utrecht tenminste dertig kerken aan Sint Willibrord gewijd zijn geweest. Van dertien van
deze kerken heeft het eigenkerk- of patronaatsrecht behoord aan de bisschop, de kapittels of de Sint-
Paulusabdij te Utrecht of het eveneens als een bisschoppelijke instelling te beschouwen Sint-Lebuï-
nuskapittel te Deventer. Zeven kerken zijn oorspronkelijk in handen geweest van de abdij van Echter
nach. Van drie kerken weten wij dat het patronaatsrecht aan andere instellingen heeft behoord, en van
zeven kerken is de eigenkerkheer, of althans de oorspronkelijke eigenkerkheer tot nu toe onbekend.
Tot deze laatste groep behoren de kerken van Oost- en Westkapelle, alsook die van Burgh op Schou
wen.
145