mm J 7tf1 9 A aMf. tlC UT m N j ;*:x -- V - -I® Afb. 15. Yerseke, potloodtekening J. Gardenier Visscher 18e eeuw. Zelandia Illustrata II, 1514. Beide typen zouden hun oorsprong hebben in de Vlaamse kerktorens. Dit is om een drietal redenen onwaarschijnlijk. Ten eerste komen beide typen relatief weinig voor bij de Vlaamse kerktorens. Het enige voorbeeld van een dorpstoren met hoekspitsjes is de toren van Lampernisse40. Achtzijdige hoektorentjes met spitsen komen verder nog voor bij de O.L.V. te Brugge en de O.L.V. te Poperinge (afb. 10). In Lissewege en bij de St. Pieter te leper vinden we achtzijdige hoek- balkonnetjes. Echter, de hoektorentjes te Poperinge werden eerst in de 19e eeuw aan de toren toegevoegd en die van Brugge dateren uit de late 15e eeuw. De hoekbalkonnetjes te Lissewege dateren wel uit de 13e eeuw41, maar het Ieperse voorbeeld is weer veel later gebouwd42. Achtzijdige hoektorentjes met hoge spit sen zijn er in Vlaanderen voor de 15e eeuw waarschijnlijk niet op kerktorens ge bouwd. De Vlaamse kerktorens geven dan ook geen aanleiding te veronderstel len dat de hoektorentjes van het type Kapelle/Wemeldinge, dan wel de achtzijdige balkonnetjes aan de Zeeuwse torens naar Vlaams voorbeeld zijn ge bouwd. Andere argumenten tegen een mogelijke invloed van Vlaamse kerktorens is 40. Devliegher, 'De opkomst der kerkelijke gotische bouwkunst', 264. Over deze toren zijn we al leen ingelicht door middel van een 19e-eeuwse prent. 41Devliegher, 'De opkomst der kerkelijke gotische bouwkunst', 265. 42. Firmin, De romaanse kerkelijke bouwkunst31 177

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 203