Gewonden
Niettemin kwamen er in crisistijd veel gewonden binnen en dan veranderde het
karakter drastisch. Opvallend is dat die perioden parallel liepen met de activitei
ten van het Staatse leger. Met de veldtocht in Vlaanderen in het begin van de ze
ventiende eeuw, de belegeringen van Oostende, Sluis, maar ook van Grave en 's-
Hertogenbosch, werden de gewonden verdeeld over de gasthuizen in Zeeland.
Middelburg en Vlissingen kregen de meeste gewonden; Goes, Veere en Zierikzee
volgden. Van 1623 tot 1625 had het gasthuis veel opnamen (vooral de zieken en
gewonden uit het leger van de Graaf van Mansveld), evenals in de periode 1633
tot 1636. Hoewel de gegevens niet volledig zijn, waren er vanaf 20 november
1603 tot einde 1604 in ieder geval 77 gewonde militairen opgenomen, en van
1602 tot 1604 tien bootsgezellen, de pestlijders niet meegerekend. De gemid
delde verpleegduur van die militairen en matrozen was achtendertig dagen. Dat
betekende een enorme inspanning, temeer daar de aard van de verwondingen
vaak zeer ernstig was. De meeste militairen hadden schot- en steekwonden,
brandwonden met ontstekingen, soms afstervingen van ledematen, verlammin
gen en daarbij leden nog enkele soldaten aan scheurbuik47. Deze mensen werden
zo goed mogelijk verzorgd; ze kregen speciale ziekenkost te eten: wittebrood
(een grote luxe), schapevlees en soms gevogelte. Ook kocht men speciaal voor
deze gewonden kruiden, zoals saffraan, amandelen, kaneel en pasteikruiden en
diende men hun siroop, pruimen, peren of 'braadperen' toe. Zelfs 'soete oran-
gien' of 'oraingappelen' en limoenen, gember, vijgen en soms granaatappelen
zette men de zieken voor om hierdoor de vochthuishouding in de patiënt te her
stellen en zijn beterschap te bevorderen. In de hof van het gasthuis kweekte men
salie, rozemarijn en oreganum, kervel en sla.
Om enkele gevallen uit de anonimiteit te halen, volgt hierbij een aantal namen
met de aard van de verwondingen.
Ridsaert Edewaerdt, dienende onder capeteyn Hersl. ghenesen van de miserabile
scheerbuyck met lammicheyt en ulceratien int been, waren over besich geweest
den tijt van negenthien dagen, daer aen verdiendt opt minst 1.5.0.
Of erger:
Thomas Wacken, dienende onder capeteyn Selton, genesen van een musket schoot
door de rasette van de voet, daer op exchtreme pyne, inflammatie apostomatie ge
vallen es, waer over besich geweest den tijt van 43 dagen.
De verdiensten bedroegen hier 2.13.4. Jan Onderhil leed eveneens aan 'misera
bile scheurbuyck met verrottinge van tantvlees' en hij verloor daarbij vier of vijf
tanden. Willem Falcest genas van een schot in het hoofd waarbij zijn schedel
ernstig werd beschadigd, 'daer wuijt diversche beenkens gevallen sijn en in groot
perikel was van sterven'. Na drieënzestig dagen stond hij echter weer genezen op
straat. Als laatste kiezen wij Rytsardt Bouwel met een schotwond in de buik 'on
der den navel ingaende, achter wuyt comende door d' eynde van de lever'. Na
47. RAZ, Archief Rekenkamer C 329, te grossa, 24e summa.
51