In 1625 nam de ziekte weer wat af, al bleef het stadsbestuur waakzaam en ver pleegde men in het gasthuis nog steeds bootsgezellen en soldaten die aan de pest leden. Op 10 februari 1625 besloot de stadsregering wel de jaarmarkt toe te staan - die was essentieel voor de economie maar nog een uitzondering te maken voor de handel in oude kleren, bedden, dekens en lakens. Deze restrictie bleef nog enkele jaren van kracht. Ook de pestmeester werd nog niet weggestuurd, al betaalde men hem evenmin een vast salaris. Nieuwe dreigingen, 1634 en 1654 In de zeventiende eeuw was men echter nooit lang zonder een dreigend gevaar voor de pest. In 1634 deed zich een nieuwe dreiging voor, waarschijnlijk afkom stig uit Vlaanderen en vooral gevoeld in Middelburg. Daar verordende de magi straat nieuwe hygiënische maatregelen waarbij niet zozeer de angst overheerste voor het onbekende contagium, maar waarbij de magistraat klinisch redenerend het gevaar registreerde en poogde te beteugelen. In Zierikzee nam men in augus tus 1635 vast een nieuwe pestmeester in dienst op het riante salaris van 350,- voor zes maanden, benevens enkele andere voordelen. Hierbij was het stadsbe stuur niet over één nacht ijs gegaan. Men had de kandidaten laten examineren door de stadsdoctor en de bekwaamste - meester Pieter Spanbroek - werd voor zes maanden aangesteld. Bij gebleken geschiktheid, indien 'sijne conste, cure ende comportement soodanich wert bevonden alsmen wel verhoopt'"1 zou men zijn termijn verlengen. Kennelijk was dat niet het geval, want na een half jaar was meester Spanbroek vertrokken. Ook een ziekentrooster werd aangesteld op voordracht van predikant Teellinck en mr. Iman Cau, ouderling. Zij stelden de voorzanger van de gasthuiskerk voor, meester Jacob, om de zieken 'niet despera- telyck' te laten sterven. In Zierikzee viel deze pestgolf mee, maar in Holland en vooral in Leiden ge selde de pest de bevolking verschrikkelijk. In de Zeeuwse contreien verbood men dan ook alle invoer van 'aart- en boomvruchten' uit Holland, na het angstwek kend voorbeeld van enkele andere ongelukkige steden die de pest binnen de mu ren hadden gekregen na handel met Leiden. Maar ook Zierikzee kon, ondanks het handelsverbod, de ziekte niet geheel ontlopen. Eind september ordonneerde de magistraat dat alle besmette huizen met een witte vuren lat gemerkt moesten worden en indien de bewoners deze stigmatiserende maatregel ontdoken, sloot men het besmette huis met een ketting af. De kleding en het oude beddegoed uit deze huizen mocht natuurlijk al helemaal niet verhandeld worden. Ook andere bronnen voor besmetting weerde het stadsbestuur zoveel moge lijk. De vlasmarkt - vlas dacht men net als oude kleren en wol een besmetting- overbrengende werking toe - werd verplaatst van de Poststraat naar de Varre- markt, buiten het centrum. Wie zich daar aan die riskante handel wilde wagen, moest zelf het risico maar dragen. De maatregelen tegen besmettelijke ziekten waren steeds een moeilijke afweging tussen de economische en de hygiënische belangen. Tenslotte weerde men zoveel mogelijk vreemdelingen. Maar de maat regelen werden ditmaal slecht opgevolgd. Dc angst was niet zo groot en de men- 61SAZ, Notulen stadsbestuur 29-8-1635. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 91