De tekst van het Hooglied begint niet, zoals gebruikelijk, op het recto van een blad maar op een verso en wel in de tweede kolom (in de eerste kolom eindigt het boek Job). Wel staat de titel (Der minnen boec) op de gewone plaats boven de initiaal, maar de miniatuur, die elders het geheel bekroont, is hier achterwege gelaten. Daar entegen is deze initiaal, een gehistorieerde H, hoger en breder, dus van veel royaler formaat, dan de andere in dit handschrift. Het oog van de initiaal is gevuld met een tête a tête in een tuin. Voor een spalier van latten en ranken zit koning Salomo, die als dichter ven het Hooglied wordt genoemd, met zijn donker getinte geliefde. Deze zegt van zichzelf: 'Donker van huid ben ik, doch bekoorlijk... let er niet op dat mijn huid donker is, dat de zon mij verbrand heeft....'(Hooglied 1, 5-6). In deze initiaal wordt de aanhef van de eerste zang van het Hooglied, die er naast geschreven is (Hooglied 1, 2): 'Hi sal my cussen mitten cussen syns mondes, want syn borsten syn beter dan wyn, rukende van der aire besten sal[ven|', levendig uitgebeeld. Foto: LUB Afb. 10 en 11. Fol. 72 en 80. Spreuken en Prediker (Ecclesiastes) 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 101