Eerst in 1908 is in Nederland voor de burgerlijke tijdmeting de zonnetijd van Amsterdam als uitgangspunt genomen. De zonnewijzers ten oosten van Amster dam gingen dus 'voor' lopen. Later nam men de meridiaan van 5 graden ooster lengte, omdat dan de tijd precies 20 minuten voor liep op de Greenwich-tijd. Een stukje zonnewijzertheorie In Winschoten, dat globaal op de meridiaan van 7 graden OL ligt is het vroeger dan in Domburg op 3,5 graden OL. De aarde draait in 24 uur 360 (lengte-)graden rond. Dat is 4 minuten per lengtegraad. Het zonnetijdsverschil tussen Winschoten en Domburg is 4x(7-3,5) 14 minuten. In de tijd van Paulus Reinman had men daar geen problemen mee, want een uur gaans op onze breedtegraad geeft een tijdsverschil van ongeveer 1/4 minuut. Met de komst van snellere verbindingen en de elektrische telegrafie moest er wel eenzelfde tijdsaanduiding komen, maar dat speelde pas 250 jaar later4. In 1940 moesten wij onder invloed van de Duitse bezetter de zonnetijd van 15 graden O.L. aannemen. In 1946 is deze middeneuropese tijd (MET) door de Ne derlandse regering wettelijk vastgesteld. In de zomer komt daar tegenwoordig nog een uur bij voor de zomertijd (MEZT). In Zeeland, dat gemiddeld op ca. 3 graden en 45 min. OL ligt is de lengtecorrectie (LC) voor de zonnetijd (15- 3,75)x4 45 (tijd)minuten. Een volgende adder onder het gras is de onregelmatige loop van de aarde om de zon. Als gevolg hiervan geven de zonnewijzers de tijd dan weer eens te vroeg, en dan weer eens te laat aan ten opzichte van de regelmatig lopende uurwerken. Daar maakte men vroeger geen punt van: de klokopwinder zette de klokken ge woon gelijk op de plaatselijke zonnetijd. In 1835 begon men in Nederland te denken aan de invoering van de Middelbare tijd. Men bleef echter uitgaan van de plaatselijke zonnetijd zodat men toen ook nog niet overal dezelfde tijd had. De 'afwijkingen' van de zonnewijzers werden met behulp van tijdvereffeningstabel- len gecorrigeerd5. In onderstaande grafiek is aangegeven hoeveel minuten de zonnetijd voor of achter is op de kloktijd. Dat is de tijdvereffenigscorrectie (E). Toelichting bij afb. 2. Van 25 december tot 15 april, en van 15 juni tot 1 september blijft de zonnetijd achter bij de kloktijd. In die periode moet men dan de aangegeven minuten bij de afgelezen zonnetijd optellen om de juiste kloktijd te vinden. Tussen de genoemde data moet men er juist een aantal minuten van aftrekken. Door nu deze grafiek op het punt van 15 juni om te klappen zodat januari en decem ber samenvallen, ontstaat de tijdverejfeningslus. Met behulp hiervan kan men op zon newijzers waarop die lussen aangebracht zijn, de middelbare tijd direct aflezen. Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden op de zonnewijzer aan de Stadsschuur te Middel burg6. In formulevorm ziet het er als volgt uit: Zonnetijd op de zonnewijzer LC of - E 1 uur voor zomertijd kloktijd. De reis- of zakzonnewijzers. 4. J.J.Th. Taks, 'Genealogisch onderzoek en kloktijd'. Gens Nostra 48 (1993) 492-497. 5. J.G.van Cittert-Eymers, en M.J.Hagen. Zonnewijzers aan en bij gebouwen in Nederland. Zutphen 1984. 12e.v. 6. Zie noot 5. p. 167. 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 112