De maanwijzer of maanomrekeningsschijf. Zie afb. 7. Om de maanwijzer te kunnen gebruiken moet aan twee voorwaarden voldaan worden. In de eerste plaats moet de maan helder schijnen in de nacht. Dat be perkt het gebruik tussen het eerste en laatste kwartier. Maar de witte gloed van het ivoor in het maanlicht is een goede hulp om de zwakke schaduw die de maan geeft tamelijk duidelijk waar te nemen. In de tweede plaats moet men de ouder dom of de juiste maanfase kennen. Die staat in almanakken en op kalenders aan gegeven. Men kan hem ook berekenen met behulp van de epacten De volgende vijf cirkelvormige schalen vormen de maanwijzer. waarmee men de tijd die de maanschaduw op de zonnewijzer aangeeft om kan rekenen in lo kale zonnetijd. De standaard maanwijzer heeft drie schalen. De eerste, middelste, schaal op de roterende kleinste schijf heeft twee cijferreeksen van 1-12. De tweede cijferreeks op de volgende schijf heeft eveneens een indeling van twee maal 1-12. Dan volgt de derde cijferreeks, linksom, van 1 tot 29/: die de ouder dom van de maan of de maanfasen aangeeft. Als men de aanwijzer van de kleine schijf op de juiste stand van de maanfase zet, dan is de maantijd gelokaliseerd op de kleine schijf. Lees nu de tijd af die de maanschaduw aangeeft op de zonnewij zer aan de binnenkant van het instrument. De daartegenover liggende tijd op de tweede schaal van de maanwijzer is de plaatselijke zonnetijd. Bijvoorbeeld: op 2 augustus 1994 stond de maan volgens de eerder genoemde teletekst pagina 718 (zie noot 1) om 9.32 u v.m. klokketijd op het hoogste punt in het zuiden. Voor Zeeland komen daar nog eens 6 minuten bij; dat wordt dus 9.38 u. De schaduw die de maan dan op de zonnewijzer gegeven zou hebben, als hij te zien was ge weest is dan 12 uur zonnetijd. De ouderdom van de maan ofwel de maanfase was die dag 25. Zet nu de aanwijspijl op 25. Op de schaal naast het cijfer 25 ziet men 8 uur zonnetijd. Deze tijd komt overeen met de huidige klokketijd van 9.52 u, en dat is niet slecht met al die omrekeningsfactoren. Sommige maanwijzers, en ook deze van Reinman, hebben nog een extra voor ziening bestaande uit twee concentrische schalen die de waarde aangeven van de hoek die de zon. de maan en de aarde ten opzichte van elkaar maken, uitgedrukt in uren (S) en minuten (M). Een uur komt overeen met 15 graden. Het tijdsver schil per dag is 48 minuten of 12 graden. Met behulp van de gevonden maanhoe- ken die bij een bepaalde maanfase behoren kan men eveneens de maanschaduw op de zonnewijzer omzetten in lokale zonnetijd. Uit het vorige voorbeeld vonden we bij maanfase 25 een bijbehorende zonnetijd van 8 uur. Tegenover maanfase 25 vinden we de maanhoek van 4 uur. Tegenover de maanfase 24: 4.48 u. Als we 4 uur aftrekken van de 12 uur. dan vinden we ook precies 8 uur. In feite een ietsje minder, omdat de werkelijke zonnetijd 7.45 u is, maar dat wordt beïnvloed dooi de tijd die bij maanfase 24 behoort. Aspecten26 Iedere planeet heeft een andere afstand, een andere omloopbaan en daardoor een andere snelheid. Door de beweging in de verschillende omloopbanen en de ge lijktijdige beweging van de aarde veranderen de plaatsen van de planeten, de zon. de maan en de aarde gedurig ten opzichte van elkaar. De plaatsbepaling, de aspecten, wordt zowel in de astronomie als in de astrologie toegepast. Bij oude 25Zie Terpstra, Zonnewijzers, 94-101. 26. J. Hugin, Das Astrolabium und die Uhr. Ulm, 1978. 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 124