pagnie een reis langs Dordrecht. Gorinchem. Tiel, Nijmegen, Kleef, Arnhem, Het Loo. Zaltbommel, Loevestein. Heinkenszand. Philippine en Kortgene"'. De zo mers zal de familie, na 1762, ongetwijfeld op het kasteel Popkensburg hebben doorgebracht, dat in dat jaar samen met de heerlijkheid Sint-Laurens via Anna Sara Boudaan in hun bezit was gekomen". Het is niet duidelijk welk onderwijs Verheye heeft genoten en waar hij dat heeft gevolgd. Sinds 1742 was Wilhelm Otto Reitz rector van de Latijnse School te Middelburg. Hij was een zeer veelzijdig ontwikkeld en geleerd man. maar zeer zelfingenomen en weinig plooibaar. Aanvankelijk ging het de school goed onder zijn leiding en telde zij tussen de 40 en 50 leerlingen. Na 1760 nam het aantal leerlingen echter sterk af, waarschijnlijk omdat Reitz door ouderdomsgebreken zijn taak niet meer naar behoren kon vervullen. Dientengevolge lieten verschei dene ouders hun zonen elders onderwijs volgen12. Op de leerlingenlijst van de Latijnse School te Middelburg komt de naam van Verheye niet voor11. Zijn broer Caspar is in 1767 wel als leerling ingeschreven. Er bestaan kladjes van redevoe ringen uit de jaren 1765 tot en met 1769 van Verheye als leerling van een La tijnse School14. Daar staat tegenover dat Verheye al in 1768 een brief van Johan Steengracht, echtgenoot van zijn meter Jacoba Ockerse, ontving met het verzoek of hij. nu hij op het punt stond uit Middelburg naar Utrecht te vertrekken, daar de vriendschap met zijn zoon zou willen vernieuwen15. In ieder geval is Verheye naar Utrecht gegaan om. zoals gebruikelijk bij regentenzonen, rechten te gaan studeren. Hoe zijn studietijd is verlopen en welke vrienden hij heeft gehad weet men niet. Bekend is dat hij optrok met N.C. Lambrechtsen. Deze vriendschap zou hun leven lang blijven bestaan"'. Op 4 november 1774 sloot Verheye zijn studie af met een promotie. Zijn dis sertatie De Toparchiis et Ambactis. Eorumque in Zeelandia juribus ac posses- soribus droeg hij op aan zijn vader Jacob van Citters. In het voorwoord betuigde hij zijn dank aan L.P. van de Spiegel en J.W. te Water voor de raad en hulp waar mee zij zijn studie hadden ondersteund. Zo blijkt uit een brief van 1815, dat Van de Spiegel bij Verheye in zijn jeugd de liefde voor het onderzoek van oudheden heeft aangewakkerd. Te Water merkt in zijn levensbericht op dat hij 'met groot genoegen ook de hand geleend had tot het bewerken en uitgeven der uitmuntende verhandeling van de heer J. Verheye van Citters over De Heeren en Ambachtsheeren in Zee- 10. RAU, FA Des Tombe 826. 11. Over Popkensburg zie: J. Ermerins.Eenige Zeeuwsche oudheden uit echte stukken opgehelderd en in het licht gebragt, 1784: F.J.M.. Bourdrez. 'Kasteel Popkensburg, gesloopt in 1863". Bouwkun dig Tijdschrift deel 19 1901}. 12. J.G. Voegler, 'Geschiedenis van het Middelburgsch gymnasium. Tweede en Vierde tijdvak. Van 1574-1894'. Archief ZG 1894) 347-554. 13. J.G. Voegler. 'De leerlingen van het Middelburgsch Gymnasium van 1692 tot 1905'. Archief ZG (1906) 1-82. 14. RAU, FA Des Tombe, inv.nr. 897. 15. RAU, FA Des Tombe, inv.nr. 903. 16. N.C. Lambrechtsen, Levensbericht van N.C. Lambrechtsen 1752-1823. Amsterdam 1913. Deze vriendschap had niet te lijden onder het feit dat Verheye oranjegezind en Lambrechtsen patriot was. Zo bood Verheye aan. nadat het huis van Lambrechtsen in 1787 door oranjegezinden was geplunderd, doubletten uit zijn bibliotheek te lichten om 'de geplunderde schat' van Lambrechtsen enigszins te herstellen. ZB. Handschr.verz. ZG. nrs. 41 en 1734. Over Verheyes zienswijze met betrekking tot de politieke kwestie prinsgezinden en patriotten is niets bekend. 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 138