land'17. Tussen hen ontstond later een duurzame vriendschap. In de loop der jaren
hebben zij over zeer uiteenlopende onderwerpen van gedachten gewisseld en
vele boeken aan elkaar uitgeleend18.
In 1795 verscheen nog een Nederlandse bewerking van het proefschrift onder
de titel Over de hooge en lage Ambachtsheerlijkheden van Zeeland. Deze ver
taling heeft deel uitgemaakt van de Deductie en adstructieve memorie omtrent de
rechten van ambachtsheren in Zeeland van J. Canter de Munck uit 1795.
Lid van de Raad van Vlaanderen (1775-1779)
Verheye keerde na zijn promotie terug naar Middelburg waar hij weer zijn intrek
nam bij zijn ouders. Op 16 januari 1775 werd hij, ongetwijfeld met steun en op
voorspraak van zijn vader, in de plaats van Cornelis Oole tot lid van de Raad van
Vlaanderen benoemd. Oole had vanwege een slechte gezondheid zijn ontslag ge
kregen, maar met behoud van zijn salaris. Dientengevolge zou Verheye pas een
salaris genieten wanneer er weer een vacante plaats in de Raad was. Vanwege de
geringe emolumenten die aan deze functie verbonden waren, verzocht hij of hij
tot die tijd verschoond kon blijven van het betalen van het 'ambtfurnissement'
(ambtsobligatie) groot 133:6:8 Vlaams 800,-)19. Dit werd hem toegestaan.
Eerst in 1778 ontstond er een vacature en ontving Verheye een salaris.
De Raad van Vlaanderen, die in Middelburg zetelde, was in 1599 door de Sta-
ten-Generaal ingesteld voor die delen van Vlaanderen die sedert het begin van de
opstand tegen Spanje onttrokken waren aan de jurisdictie van de Raad van
Vlaanderen te Gent. Het college bestond uit negen leden, allen moesten een stu
die rechten voltooid hebben en inwoner van Middelburg zijn. De Raad fungeerde
als hof van beroep voor civiele zaken en was tevens leenhof.
Verheye vervulde het raadsambt nog maar kort toen er te Sluis een incident
plaatsvond. Op 11 mei 1775 werden zes Oostenrijkse douaniers door een deta
chement van de Staatse troepen gevangen genomen en opgebracht naar Sluis20.
Het bestuur van het Vrije van Sluis berechtte de gevangenen, hoewel het hiertoe
niet bevoegd was. De veroordeelden hebben de 'schandelijkste pijnen ondergaan,
zijnde twee van deselve gegeeseld met de strop om de hals, een derde gegeeseld
en twee anderen aan paaien gebonden' terwijl allen daarna uit Staats-Vlaanderen
werden verbannen21. Het Hof te Wenen - de Zuidelijke Nederlanden behoorden
sinds 1713 bij Oostenrijk - nam deze zaak hoog op. Het gevolg was, dat de Sta-
ten-Generaal op 20 september 1775 burgemeester en schepenen van het Vrije van
Sluis voor onbepaalde tijd schorsten. Er werd een interimbestuur aangesteld, be
staande uit twee leden van de Raad van Vlaanderen en zeven leden van de stads
regering van Sluis. De Raad van Vlaanderen vaardigde in eerste instantie de he
ren Meynders en Zeeburgh af. Reeds op 17 november reisde Verheye naar Sluis
17. J.W. te Water, Levensbericht van J. W. te Water, door hemzelve vervaardigd. Leiden, 1823.
18. Uit een brief van Verheye aan Te Water, d.d. 31 januari 1783, komt naar voren dat zij de afgelo
pen zomer gesproken hadden over varianten tussen de exemplaren van Smallegange, Nieuwe Cronyk
van Zeeland. Verheye had naar aanleiding hiervan drie boeken met elkaar vergeleken en inderdaad
verschillen aangetroffen. ZB, Handschr.verz. ZG, nr. 2111.
19. Gedrukte Notulen van de Staten van Zeeland Notulen St.v.Z.) d.d. 9, 13, 20 februari 1775.
RAZ, Rechterlijk archief Zeeuwsch-Vlaanderen, inv.nr. 142.
20. RAZ, Archieven van het Vrije van Sluis, inv.nr. 208 (11 mei 1775).
21. Zie noot 20.
113