de 17e en 18e eeuw, veel waarde aan naamsafleidingen hechtte. Hij trachtte vele namen uit de Angelsaksische taal te verklaren. Op grond van deze naamsafleidin gen heeft hij hypothesen over de oudste geschiedenis en geografie van Zeeland opgesteld die nu achterhaald zijn. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Het Zeeuws Genootschap, opgericht in 1769. had als doel nieuwe denkbeelden naar voren te brengen en deze eventueel door publikatie uit te dragen. De voor naamste middelen om dit doel te bereiken waren het houden van voordrachten, het uitschrijven van prijsvragen, het publiceren van bekroonde verhandelingen en het verzamelen van wetenschappelijke objecten. Bij zijn terugkeer in Zeeland kreeg Verheye in 1801 een aanstelling tot direc teur van het Genootschap aangebodens'. Hij was van mening dat 'om de post van directeur van het Genootschap ter bevordering van kunsten en wetenschappen naar waarde te bekleden, geen geringe bijlaag van zes zeeuwsche rijksdaalders, maar een doorknede bekwaamheid, vrijmoedigheid en welsprekendheid vereist wordt'10. Daar het hem aan deze eigenschappen ontbrak, bedankte hij voor de eer. Om een of andere reden kreeg Verheye in 1802 toch het diploma van directeur toegezonden. Daar 'intussen de noodige bekwaamheid door mij niet verworven zijnde' bedankte hij nogmaals83. Wel was hij genegen voor zes Zeeuwse rijks daalders contribuant van het Genootschap te worden. Het Genootschap weigerde dit aanbod omdat 'de financiële omstandigheden thans niet zoo slecht zijn, dat men als nog op eenen nieuwe rang van contribuant behoeft te denken'. Verheye had ten behoeve van de memorie over de rechten van ambachtsheren en tiendheffers, ingediend op 16 april 1799 bij de Vergadering van het Vertegen woordigend Lichaam van het Bataafsche Volk, een kaart vervaardigd. Deze gaf in het kort de geografische wordingsgeschiedenis van Zeeland en omliggende streken aan, om daarmee de deugdelijkheid van de rechten van ambachtsheren en tiendheffers te bewijzen. Zijn vriend Lambrechtsen, president van het Genoot schap. had al bij herhaling bij hem erop aangedrongen om deze kaai t aan het Ge nootschap te schenken. In 1803 gaf Verheye toe aan deze wens. Hij stelde echter twee voorwaarden: ten eerste dienden de Zeeuwse ambachtsheren en tiendheffers te allen tijde toegang tot deze kaart te hebben en er gebruik van te mogen maken, en ten tweede mocht hem nimmer iets worden verweten als naderhand zou blij ken dat de kaart onjuistheden bevatte84. Het Genootschap was hem zeer erkente lijk voor dit gebaar. Deze kaart vormde het begin van de historisch-topografische atlas van het Genootschap. Bij het bombardement van Middelburg in 1940 is de kaart helaas verloren gegaan. 81. RAZ. Verz. Verh.v.Citt., inv.nr. 140 (brief 18 juli 1801). 82. RAZ, Verz. Verh.v.Citt., inv.nr. 140 (brief 21 juli 1801 aan Drijfhout, secretaris van het ZG). 83. RAZ, Verz. Verh.v.Citt., inv.nr. 140 (brief 9 september 1802 aan Drijfhout). 84. RAZ, Archief van het ZG, inv.nr. 7 (9 mei 1803). De titel van de kaart luidde: Kaart figuratief van de opgewassen Landen in 't zoogenaamde Helium of Helle, tusschen de Maas ten Noorden, 't Hooge Land van Braband ten Oosten en 't oude Land van Vlaanderen ten Zuiden, opgemaakt uit een aantal oude brieven en bescheiden, Veldboeken, Tiendebepalingen, Verhalen van Schrijvers en verdere omstandigheden en bewijzen, door Jacob Verheye van Citters. 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 154