burg en in de kerk van Arnemuiden. Een deel van deze lijst liet Verheye uitvoe
ren. De rest is in 1869 als calque in Oostindische inkt naar tekeningen in het ma
nuscript Van der Lely. aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage,
in de Zelandia Illustrata opgenomen.
In de volgende jaren vervaardigde Snijders een groot aantal tekeningen van
huizen te Middelburg, gevelstenen, grafzerken en -monumenten. Wel wilde hij
van Verheye weten of hij 'de inscripties op de tomben wanneer de plaat te klein
is op de teekeningen deselve dan op een apart papier in deselve gestalte sal ma
ken of dat de selve daar op maar in geschrift moet oversenden'106.
In verband met plannen om de Statenzaal te restaureren - de wandtapijten wa
ren vervuild en een wandversiering met tapijten toen zeer ouderwets - verleende
Verheye aan Snijders opdracht om de tapijten aldaar te tekenen'07. Op 2 novem
ber 1782 berichtte Snijders dat hij de Statenkamer had bezocht om de tapijten te
bekijken en dat hij tot de conclusie was gekomen 'dat deselve seer werkelijk sijn,
te meer als UEdGestr. de randen die deselve omvatten er ook bij geliefde te laten
teeken die omtrent soo veel tijd soude kosten als de stukken selfs dat ik egter niet
nodig oordeel om dat sij niet te beduyden als een op een stapelinge van ornamen
ten seer oneygen aan de stukken self'108. Snijders schatte dat de tekeningen zon
der randen rond de 100.- moesten gaan kosten. Verheye besliste dat de randen
weggelaten konden worden 'teneinde de tapijten zooveel grooter te kunnen af
beelden'109. Eind januari 1783 meldde Snijders dat, voor hij met de opdracht vol
gens order kon beginnen, nog overlegd diende te worden welk formaat de teke
ningen zouden krijgen. Zijn voorstel was om ze op hele vellen uit te voeren. Ook
moest Verheye nog voor een onbelemmerde toegang tot de zaal zorgen. In juni
1783 zond Snijders twee tekeningen van de tapijten 'ter examinatie', met het ver
zoek ze spoedig terug te zenden 'om de houdinge daarvan in de andere te kunnen
observeren'"0. Het had hem veel werk gekost om de originele stukken in dit
kleine bestek te tekenen. Zijn schatting van de kosten was derhalve te laag ge
weest. In september 1783 waren de gekleurde tekeningen gereed en hij twijfelde
er niet aan, dat ze net zo goed zouden bevallen als de eerste proeven 'ik heb de
satisfactie van dat tidiheus werk dat door notabele en kundige luyden seer gead-
mireert wert'1". Onder elk van deze tekeningen schreef Verheye een zelf gemaakt
rijm. Hoe hij over deze afbeeldingen dacht, is niet bekend. Meesterstukken zijn
het geenszins. Het portret van Willem van Oranje op het schoorsteenstuk is
slecht. Portretten natekenen was overigens niet Snijders sterkste kant. Deson
danks hebben zij hun waarde. Zo verscheen in 1869 ter gelegenheid van het 100-
jarig bestaan van het Zeeuws Genootschap een boek getiteld De tap ij tf,'abrieken
der XVIe en XVIIe eeuw van 1. van der Graft, met gravures van Ch. Onghena
106. ZB. Handschr.verz. ZG. nr. 72/11. In de Zelandia Illustrata zitten meerdere tekeningen van
grafmonumenten en -zerken waarbij de inscripties op een apart vel zijn weergegeven.
107. G.S. van Holthe tot Echten. "De tekenmeester Pieter Snijders en de Statenzaaltapijten'. Neha-
lennia 39 (19811-10. C.A. van Swigchem en G. Ploos van Amstel. Zes unieke wandtapijten. Strijd
op de Zeeuwse stromen 1572-1576, Zwolle, 1991. Vermoedelijk is mede door de invloed van Verheye
door de Staten van Zeeland het besluit genomen de tapijten niet uit de Statenzaal te verwijderen. Ze
werden na een wasbeurt en restauratie in een wandbetimmering geplaatst.
108. ZB. Handschr.verz. ZG. nr. 72/3.
109. Unger II. nr. 534. Aantekening van Verheye op deze plattegrond van de Statenzaal.
110. ZB, Handschr.verz. ZG. nr. 72/6.
111. ZB. Handschr.verz. ZG, nr. 72/7.
136