de buitengronden geen last van. Als daar iemand me hindert, verliest hij het al bij voorbaat van me, want daar gevoel ik mij niet in overtreding en kan ik dus "met een zuivere consciëntie" afweren" (18-2-29). Toch kon hij het niet laten zijn verzameldrang ook binnendijks uit te breiden. Prachtig en vol zelfspot is de beschrijving van een ervaring ergens tussen Nieuw- land en Middelburg: 'Uit de Schroewegwatergang moest ik er nog meer halen [namelijk zoet- en brakwaterslakken, WGB], maar het is een miserabel werkje. Men zakt weg, dreigt om te vallen, maakt zich vuil al past men nog zoo goed op en loopt fijn in de gaten bij de voorbijgaande boeren en vooral ook de boerinnen. Enfin, het is de eenige weg om er wat van te weten te komen. Prachtig is het half verholen glimlachje der boerinnetjes, als ze zoo iets te genieten krijgen als een bemodderde ouwe schoolmeester midden in de waetergank' (9-9-34). Dit voorbeeld laat zien dat Brakman wat je noemt een echte veldman is ge weest, die op zijn fiets in weer en wind er op uit trok en. krijgen we de indruk, al zijn vrije tijd daarvoor benutte. Hij geeft daarvan - ongewild - enkele treffende bijzonderheden: 'Wie bang is voor vuile broekspijpen kan op onze buitengron den [slikken en schorren, WGB] slecht aarden, 's Zomers doe ik het altijd bloots voets', schrijft hij als aansporina aan Van der Feen om hem daarin te volgen! (20-9-28). Na zijn spijt te hebben uitgesproken, dat hij er niet aan toegekomen was vind plaatsen van Zeeuwse schelpen 'in het veld' te controleren, schrijft hij: 'Toch blijft het waarheid, dat elke excursie me nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd reden waarom ik dagelijks verlang weer te gaan zwerven. Alleen zou ik wel een reuze waterdicht gummipak moeten aantrekken om me overal in de kreken enz. neer te kunnen rollen, want men kan er nooit te dicht met zijn neus overhan gen.' En als reactie op een waarschuwing van Van der Feen voegt hij er aan toe: "Uw memento mori zal ik trachten ter harte te nemen. Maar meestal heb ik het veel te druk om er aan te denken of ik ben er teveel vlaming voor. Uw beschou wing van 1 op 100 zal ik maar niet serieus nemen. Schoolmeesters zijn al pedant genoeg van zichzelf!' (14-1-35). Dat zo'n regenpak hem ook bij andere gelegenheden te pas zou zijn gekomen, vermeldt de volgende passage: "De vorige week heb ik mijn kauri's [schelpen, waarover later meer, WGB] moeten betalen met zes uur regen. Ik was door alles heen nat en koud als een kikker. Ik had bijna medelij met me. Maar ik heb er niets van geweten en dat is hoofdzaak. Wel mijn kleeren! Ook mijn schoenen. Die stonden vol en waren van achter helemaal los gescheurd. Mijn thuiskomst was in kleinheid! Maar de buit was in orde' (28-2-31). Toch verzucht hij wel eens: "Had ik maar een auto, dan zou ik er nog heel wat uit kunnen halen. Dr Huisman [een oogarts uit Middelburg, tevens amateur florist en malacoloog, WGB| bereikt meer in een dag, dan ik in een halfjaar (4-10-34). Tenslotte: op een excursie naar de Kamperlandse duinen, die tot zijn verdriet steeds verder afkalfden, zag hij een zeehond op een bloot gekomen stuk oud schor zich in het zonnetje koesteren. 'Ik er heen op de fiets met maximum-snel heid, zoo vlug, dat ik het dier tot op 2 meters naderde. Toen ging hij er van door en keek voortdurend achter zich met opgerichten kop en keek me met zijn mooie goedige kop erg verbaasd aan. zich telkens uit het water oprichtend om te kijken, wat homo sapiens toch eigenlijk wilde. Nu, voor één keer mag men ook wel eens raar doen, al is men al boven de vijftig. Het was voor het eerst, dat ik een zee hond in natura zag. Het is een vreemd gezicht, zooals die dieren hun achterlijf 150

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 176