Afh. 4. Stranding van een potvis op de Spijkerplaat bij Breskens. Foto Zeeuws Docu mentatiecentrum. strand. Het was daar op hel strand een echte overkantse jool. Op het strand ten W. van de haven lag een mannelijk exemplaar van den potvisch, een reus van een dier (18 M). In den rug, ter hoogte van den aars was een groot gat geslagen, tengevolge van gasontwikkeling. Hierdoor was een massa vet en andere bestand- deelen in kleine stukjes weggeslagen en later op den vloedlijn gespoeld. Een vis- scher was bezig met die aanspoelsels op te zamelen in een kuip. Een reuzenvisscher of -schipper, Van den Heuvel genoemd, wandelde er recht als kaars en trots als een pauw met groote stevige passen heen en weer voor den visch. Het was zijn visch. Hij glom van genoegen. Met zijn sterk uitstaande juk beenderen en schitterende oogen, was hij een sieraad op het strand, nog mooier dan zijn visch. Met milde hand strooide hij inlichtingen onder de toeschouwers, over den visch, over de sleep naar Breskens, over de Leidsche perfessers, over het gebruik van de onderdeden en de amber, over de prepareering, die Maandag zou beginnen, waarbij niets, niets zou verloren gaan en vooral ook over de per- fesser, die in de modder was gezakt, zoodat hij dadelijk in Breskens een nieuw pak had moeten koopen. Enfin, hij genoot van de gewichtige rol. die hij in de groote verovering had gehad. En - hij verdiende om zijn initiatief wel degelijk bewondering. Een kranige kerel. Van een kennis van me uit Breskens hoorde ik ook nog een eigenaardige mededeeling over den grooten visch. Toen Van den Heuvel vernam wat er in de Schelde gebeurd was, werd na korte samenspreking besloten er stil op af te gaan met drie botters. Dit hoorde mijn zegsman. De vloed was zoo, dat de visch tegen 158

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 184