den morgen in Breskens kon zijn. Mijn zegsman stond Donderdag vroeg op om den visch "op te vangen". Hij kon evenwel geen accoord krijgen. Maar hij had er razend spijt van dat hij niet op het bod van Van den Heuvel was ingegaan. Want Vrijdag werd de visch ten toon gesteld. Er kwamen 3000 kijkers tegen 10 cent. Hij, mijn zegsman, was van plan geweest den visch eerst in Breskens en daarna bij Vlissingen ten toon te stellen. "Daar had je gemakkelijk f300 aan verdiend," zei ik hem. "Driehonderd," riep hij uit, "Nee, duizend gulden". Hij was er nog van onder den indruk, dat hij zoo'n mooie kans had losgelaten' (2-3-37). Vogelkenner en natuurbeschermer Veel zal hier verder terzijde moeten worden gelaten, zoals zijn waarnemingen aan planten en vogels in en na de strenge winter van 1929 en zijn beschrijvingen door de hele correspondentie heen van de aantallen en het gedrag van een groot aantal vogelsoorten. Eén uitzondering wil ik nog maken voor zijn bemoeiingen met het euvel van het rapen van meeuweneieren op de schorren en eieren van weidevogels en zijn pleidooi in dat verband voor de aankoop van een natuurre servaat. 'Jammer, dat er - even als bijna overal in onze provincie - de vogels zóó ver volgd worden, dat ze er vrijwel verdwenen zijn. Bergeenden, wilde eenden, scholeksters, tureluurs, zeezwaluwen, meeuwen, kieviten, en nog tal van andere worstelen hier met herders, dijkwerkers, boerenjongens, herdershonden vooral niet te vergeten, om hun bestaan. Jammer, dat er niet eens hier en daar een stukje Zeeuwsch niemandsland ontoegankelijk kan gemaakt worden. Het is overal de inhalige mensch, die de natuur schendt. Er zijn zulke mooie plaatsen voor de vogels, dat ze zelfs bij de heftigste vervolgingen telkens weer terugkee- ren om er te nestelen. U zal het misschien niet gelooven, dat ik gezien heb, dat de eieren bij emmers gelijk werden weggedragen, bebroed of niet. Dat werd thuis uitgezocht. De afval was voor het varken, soms 3/4 van de buit! Of dat een fok ker er beschuit van bakte en daarvan een heelen zomer zijn jonge vogels voedde!' (25-4-28). Ook werden wel eieren van bergeenden aan boeren verkocht om die te laten uitbroeden (17-8-28). In het voorjaar van 1930 waren de 'eiers weer in massa geraapt. Daar helpt geen politie aan! Ik heb er echt leuke dingen van meegemaakt. Een boer, die de vindplaatsen in wijden omtrek kende en die toch nooit een eitje raapte uit me delijden voor de dieren, was al spoedig aan het praten over lekkere eierkoeken met suiker op, toen ik hem een beetje op dreef hielp. Een concurrent van hem be schuldigde hij, dat deze de eiers in een dooiergekleurde flesch liet leegloopen om zoo de politie te verschalken. Dit laatste gebeurt werkelijk. Een leukert kwam van den Kaloot met al zijn zakken vol flesschen, opgeraapt op het zand aldaar. Eén er van, juist de zwartste, was vol ei. Ik had hem dadelijk in de doppen, want de kurk was niet van de zeekleur. Ik wist dan ook al gauw, dat die flesch van huis was meegenomen.' Volgens Brakman waren het Zuid-Sloe, het Noord-Sloe ("Het Plaatje"), de Ka- loot en de westkust van Noord-Beveland de beste schorren als vogelbroedplaats. Het zou volgens hem van groot belang zijn daaruit enkele, of zelfs maar één, door aankoop en bewaking van eierroof en schapenbeweiding te vrijwaren. Want beweiding door schapen doet ook veel afbreuk aan de variatie in de plantengroei. 159

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 185