Wat de herkomst betreft, kan ik alleen mededeelen, dat mijn grootmoeder van moeders zijde ze gekocht had van een man, die met galanterieën ventte. Ze zijn alle wit en waarschijnlijk van dezelfde soort' (5-10-26). En in de brief van 31-10-26: 'Over het gebruik van kauri's vernam ik nog dat ongeveer 50 jaar geleden en vroeger in het Westen van Zuid-Beveland deze schelpjes werden gebruikt bij het Klok- en Hamer-spel en bij het Pachtspel door volwassenen, op de boerenhofsteden, gespeeld door boer en boerin en inwonend personeel om de lange winteravonden op te vroolijken. Het pachtspel is mij niet nader verklaard kunnen worden tot nu toe. Het schijnt "uitgestorven" te zijn. De vrouw, die het mij vertelde en die volkomen betrouwbaar is, was het vergeten (78 jaar oud). Zij noemde de kauri's niet keutjes, welke naam in Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen gebruikelijk was en nog is, maar zeugjes, welke naam ik ook van kinderen uit Zuid-Beveland vernam.' Je moest gewoon geluk hebben om op het strand kauri's te vinden. 'De vondst van de 25 exn. te Domburg is wel merkwaardig en verdient zeer aan Mejuffr. Van Benthem Jutting gemeld te worden' (31-10-26). Op 15-1-30 vermeldt Brakman de vondst van twee Europese kauri's bij de Kamperlandse duinen. Bij het uitzoe ken van Domburgs schelpgruis het jaar daarop (28-2-31) vond hij er zestien: 'Dit is geen flauwe snoeverij. Het is de eerlijke waarheid. Ik zal het U later wel eens voorcijferen.' Brakman komt er achter dat de ronde vorm van de kauri's een rol speelt in het aanspoelingsproces: 'Vaak hebben ze al (weer) het ruime sop geko zen, als de anderen nog (op het strand) te bereiken zijn. Er zijn nog verschei dene andere soorten, (waarvan men de vindplaats op het strand) door hun betrek kelijke verplaatsbaarheid kan "voorspellen"(25-3-31). Wat moeten wij dan denken van de kauri's die decennia, zo niet eeuwen, in het dorps- en landleven het spel-element hebben verlevendigd? Brakman spit dit as pect niet verder uit en beperkt zich ertoe dat hij haast niet kan aannemen dat ze in Zeeland fossiel zouden voorkomen: 'De fossielen, die ik heb, zijn alle van plus minus subtropisch karakter, ongeveer als de Middellandsche zee-soorten en Cy- praea is immers tropisch?' (24-2-27). De sleutel tot dit vraagstuk gaf later Van Benthem Jutting in Basteria (1955). In bepaalde landen in 'De Oost' waren deze schelpen, maar ook andere soorten, als betaalmiddel in gebruik. De kooplieden van de Oost-Indische Compagnie, maar ook de Engelsen, maakten daar handig gebruik van door grote hoeveelhe den kaurischelpen in te voeren en deze in West-Afrika, waar ze de schelpen niet kenden, als betaalmiddel voor de slavenhandel te gebruiken. De soms grote hoe veelheden geld-kauri's die bij tijd en wijle op het strand aanspoelen, zijn afkom stig uit voor de kust vergane compagnie-schepen. Maar het verzoek van Brak man aan Van der Feen om zijn waarnemingen en inlichtingen over kauri's aan Van Benthem Jutting door te geven, is blijkbaar niet gehonoreerd. Zijn bijzondere interesse: systematische ordening Brakman was wat systematici onder elkaar noemen eerder een 'splitter' dan een 'lumper'. Hij schepte er een genoegen in vorm- en kleurvariaties naar het voor beeld van vele klassieke malacologen in ondersoorten, variëteiten of vormen in te delen, eerder dan ze zonder verdere aanduiding in één soort samen te voegen. In dit opzicht was hij ook een echte systematicus die de veelvormige rijkdom in 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 189