wijze tot een overeenkomst is gekomen. Brakman komt er achter dat de tropische schelpen uit het bekken van Parijs niet verwant zijn aan die van de Indische Oce aan, maar aan de Cragg mollusca die bij Londen zijn gevonden. Bovendien ont dekte hij dat niet het werk van Cossmann-Pissaro maar dat van Deshayes de ba sis voor het op naam brengen van de Grignon-schelpen is. In de loop van 1935 komt er steeds meer materiaal uit Frankrijk, fossiel en re cent, in handen van Brakman, hetgeen de nodige correspondentie met Van der Feen oplevert om het in het museum ondergebracht te krijgen. Brakman is er erg blij mee, omdat het hem tevens sleutels geeft tot het op naam brengen van de Zeeuwse fossiele schelpen, die immers ten dele ook uit dezelfde geologische aardlagen afkomstig zijn. Aan Van der Feen schrijft hij hoe veel genoegen hij aan de Grignon-schelpen beleeft. Het is 'moeilijk maar mooi! U moet U intussen niet ongerust maken, dat ik er in verdrinken zal. Ik kan ze best aan. Maar ik heb er iets van geleerd, dat ik bij andere schelpen niet leerde, of althans in veel mindere mate. Ie een vaster soortsbegrip en 2e een scherper waarnemen. Het is buitengewoon nuttig een poos daarin te werken. Geslachten met veertig, vijftig soorten dwingen tot zeer scherp uitkijken. Op de volgende vergadering hoop ik een honderd soorten gedetermi neerd ter vergadering te brengen. Daarna hoop ik weer wat Europese soorten na der te bekijken, ook al weer uit de schelpen van Dr. Huysman, die in een mini mum van tijd een maximum van materiaal heeft verzameld' (17-11-35). Brakmans systematisch werk aan mollusken Brakman kwam er al snel achter dat om fossiele mollusken goed te kunnen deter mineren je met één of enkele determinatiewerken, vooral als ze wat oud zijn, ge makkelijk op een dwaalspoor terecht kan komen. Hij vergeleek het wel met het oplossen van een wiskunde vraagstuk, 'dat niet op bevel gaat, maar op geluk en toeval, althans vaak'soms lag het antwoord als het ware voor het grijpen, maar dikwijls moest hij zijn determinatieprobleem nog maar eens wegleggen tot hij betere determinatiewerken had. 'Een mislukt wiskundevraagstuk laat men liggen tot later en men doet zoolang wat anders. Aldus ook een schelpenvraagstuk' (22- 8-32). Het kon in bepaalde moeilijke gevallen, zoals met soorten van de geslach ten Cardium, Cardita, Patella, Astarte en Venus, soms wel maanden of jaren du ren voor hij er uit kwam. Ook de veelal verouderde nomenclatuur van de negentiende-eeuwse handboeken zette hem soms op het verkeerde been. Het is niet moeilijk om uit Brakmans brieven zich een voorstelling te vormen van zijn wijze van werken. Op zijn tafel lagen verspreid de klassieke werken van Wood, Harmer, Nyst, Jeffreys, Kobelt, Dautzenberg, Sars, Sacco, enzovoort opengeslagen bij het geslacht waaruit hij zijn schelpen op naam wilde brengen. Als hij later zijn wensen voor een werkkamer in het museum van het Genoot schap mag formuleren, schrijft hij: 'Tot de noodige zaken in het werkkamertje behooren een kast voor boeken en schelpen, enz. en een tafel, deze laatste graag niet te klein, omdat ik bij mijn studie graag mijn boeken bij tien gelijk openleg met de betrokken platen of hoofdstukken open. Dat voorkomt niet alleen tijdver lies, maar helpt wezenlijk aan het verkrijgen van een eindresultaat, als er moei lijkheden zijn' (4-5-34). Brakman moet een grote aanleg voor talen gehad hebben. Met het grootste ge- 169

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 195