in die richting. Hij had vooral behoefte aan een goede determineertabel of een
goed molluskenboek: 'Dat is voor ons land met onze beperkte Moluskenfauna
best mogelijk.' Ook Van Benthem Jutting wordt op deze wijze aangemoedigd,
maar '[zij] schreef dat ze hoe langer hoe meer tegen haar taak, om zoo'n boek te
schrijven, begon op te zien. Zoo'n werk is eigenlijk meer mannenwerk? Maar al
les hangt tenslotte af van de bekwaamheid en die kan een vrouw ook hebben'
(16-11-30). Misschien heeft Brakman er wel toe bijgedragen, dat zij toch tot het
schrijven van goede molluskenboeken voor Nederland is gekomen: drie delen in
Fauna van Nederlandde afleveringen 7, 8 en 12. Vlak voor het verschijnen van
het eerste deel over de slakken in 1933 verzucht ze tegen Brakman, 'dat het wel
opvallend is, dat zij nu op het nippertje - haar manuscript is namelijk af - nog al
lerlei nieuws er bij krijgt' (onder andere van hem). Op 15-8-33 roemt hij 'het
nieuwe boekje van Mejuffr. Van B.J.' als 'een heele aanwinst' en op 4-9-33: 'Het
zal mij natuurlijk heel aangenaam zijn om de schrijver van ons laatste en beste
molluskenwerk te ontmoeten!'
In hetzelfde jaar vatte Brakman met Van Benthem Jutting het plan op om een
mollusken-artikel voor het Zeeuws Archief oor te bereiden. Ook Tesch zegde
zijn 'volle hulp' toe, 'wat iets betekent als het van hem komt' (21-10-33). On
danks de grote verwachtingen die Brakman van dit samenwerkingsproject had, is
er niets van terecht gekomen.
In zijn correspondentie met Van der Feen komen nog verspreid voorstellen
voor tot het publiceren van determinatietabellen, van een stukje over het zoeken
van schelpen op de Zeeuwse stranden en van een boek 'over de synonymie der
Nederlandse mariene mollusken' (29-4-31). Het idee om een beschrijving van de
Zeeuwse alikruiken te geven, blijft in de correspondentie doorsudderen: eventu
eel in De Levende Natuur of anders samen met Tesch voor het Archief (initiatief
van Van Benthem Jutting). Het is bij plannen gebleven. Toch heeft Brakman nog
een reeks publikaties op zijn naam staan in Basteria, het tijdschrift van de Neder
landse Malacologische Vereniging (Bijlage III).
Dan is er nog kort sprake van geweest dat Brakman, waarschijnlijk op uitno
diging van Van Benthem Jutting, mee zou dingen in de beantwoording van een
prijsvraag. Op 10-10-34 schrijft hij echter aan Van der Feen: 'Ik kom niet in aan
merking voor een volledige beantwoording der prijsvraag, zal dus naar de prijs,
die meen ik een medaille is, - Dr. Huisman sprak er van - niet meedingen, maar
zal buiten meedinging naar die prijs een bijdrage leveren over de schelpen van
mijn waarnemings-gebied.' Of het daar ooit van gekomen is, vermeldt de corre
spondentie niet.
Betrokkenheid met het Zeeuws Genootschap en conservatorschap
Brakmans betrokkenheid bij het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen stamt
al uit de tijd voorafgaand aan zijn correspondentie met Van der Feen. Al in zijn
eerste brief biedt hij aan de resultaten van zijn alikruiken-onderzoek in de verza
melingen van het museum en het Archief op te nemen. Kort daarop neemt hij
contact op met de conservator, Mr. A. Meerkamp van Embden, en krijgt hij ook
toegang tot de verzamelingen om de stand van zaken daar op te nemen. Dat was
voor hem de aanleiding tot een aantal kritische noten over verouderde naamge
ving, verwisselde naamkaartjes en foute determinaties. Hoe Van der Feen daarop
172