Afb. 3. P.O. de Vos met zijn vriend Piet van Beveren (links), gefotografeerd in Re- nesse. Tussen hen in Van Beverens hond Frieda. 22 juli 1934. (foto: P.J. Ochtman Rz.; collectie Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee) Voor het gemeentebestuur maakte De Vos zich verdienstelijk door het schrijven van onder meer rapporten over eigendomskwesties, rechten en aanspraken, die de gemeente al of niet kon laten gelden. Zijn grote administratieve kennis was daarbij van bijzondere waarde. De Vos bekommerde zich minder om een goede toegankelijkheid van de ar chieven. Voor hem was het voldoende dat hij zelf de weg wist in de stedelijke ar chieven. Inventarissen van archieven vervaardigde hij niet. Hij kwam niet verder dan summiere lijsten of overzichten, die duidelijk maken dat de Zierikzeese ge meentearchivaris zich maar in zeer beperkte mate liet leiden door de grondbegin selen van de archivistiek. De Vos interesseerde zich meer voor de inhoud, dan voor correcte omschrijvingen. Wel maakte hij zich verdienstelijk door het ver vaardigen van regesten op de schepenbrieven uit de periode 1300-1810 en het verbeteren van de toegang op de privileges c.a. vanaf 1275. In veel opzichten bleef De Vos wantrouwend staan tegenover de moderne tijd. Voor eigentijds archiefbeheer had hij weinig belangstelling. Wat dat betreft had hij ook meer interesse voor het vullen van zijn eigen boekenkasten dan bijvoor beeld voor het opbouwen van een archiefbibliotheek. Met een gemeentebestuur, dat maar zeer geringe financiële middelen ter beschikking stelde, was dat overi gens niet verwonderlijk. De Vos toonde interesse het verleden ook in andere vorm vast te leggen. Af en toe liet hij op eigen kosten foto's vervaardigen. Hij deed daarvoor vaak een be roep op de Zierikzeese fotograaf P.C. van Immerzeel. Zulke foto's behield hij niet alleen voor zichzelf, maar schonk daarvan exemplaren aan onder andere het Zierikzeese gemeentemuseum en het Zeeuws Genootschap voor de Zelandia Illustrata. 195

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 221