Afb. 4. Hubregtse onderzoekt minutieus oude standsporen die zo goed mogelijk wor
den vastgelegd aan de hand van enige vaste meetpunten. (Foto J. Ffudig, 1926.
AKZGW en PDB. Middelburg).
nootschap; de Provinciale Bibliotheek en het Genootschap kochten in overleg
wel verscheidene boeken. Het Genootschap schafte een aantal werken en brochu
res aan die van belang waren voor de uitbreiding van de handbibliotheek voor
conservatoren7.
Naarmate Hubregtse zich meer thuis begon te voelen in de oudheidkunde, de
folklore en de Zeeuwse dialecten, waagde hij zich ook aan het schrijven van arti
kelen en het houden van lezingen. Hij publiceerde in het Archief van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappenin de Oudheidkundige Mededelin
gen uit het Rijksmuseum te Leiden, in het tijdschrift Eigen Volk (niet te verwarren
met het in 1940 opgerichte tijdschrift Ons Eigen Volk, waarvoor Hubregtse vlak
voor zijn dood nog de uitnodiging kreeg een volkskundig verhaal te schrijven)8.
Tenslotte moeten zeker nog worden genoemd zijn regelmatige bijdragen over ge
schiedkundige onderwerpen in de Zierikzeesche Nieuwsbode.
Door zijn lezingen en geschriften heeft Hubregtse, misschien ongewild, eraan
meegewerkt het westelijk deel van Schouwen meer bekendheid te geven. In feite
had hij een grondige hekel aan toeristen: zij brachten hem uit zijn concentratie
wanneer hij oude woonlagen bestudeerde, waren mogelijk concurrenten, en be
dierven bovendien de mystieke sfeer die in de stille duindalen heerste. Het is dan
ook niet verwonderlijk dat Hubregtse Schouwen-Duiveland in de zomervakantie
ontvluchtte en zijn tijd nuttig besteedde door musea en bibliotheken in Nederland
en België te bezoeken. Hij logeerde tijdens zijn verlofperioden dikwijls bij fami-
7. Jaarverslag AZG 1941-1942, XX.
8. Zie literatuurlijst.
209