Afb. 9. Een geoogde knopspeld uit de Bronstijd. (Tek. H.J. Calkoen, Westerheeem 7, 1958, 1-2. pi. II. en 2.). werden vrij volledig geïnventariseerd en in min of meer beschrijvende catalogi gepubliceerd: R.M. van Heeringen (1988) bewerkte het IJzertijdaardewerk; T. Capelle (1978) beschreef de Karolingische vondsten; C.J.F. Klaassen werkt aan een geïllustreerde catalogus van de muntenverzameling van het Zeeuws Genoot schap. waarin natuurlijk ook de vele vondsten van Hubregtse worden opgeno men. In de loop der jaren zijn verschillende kleinere publikaties verschenen over opmerkelijke voorwerpen uit de collectie Hubregtse. Zij komen ter sprake in een hier volgende, globale inventarisatie, in chronologische volgorde: LATE STEENTIJD (NEOLITHICUM), 4000-1700 v. Chr. In de Late Steentijd werd het Oude Duinlandschap gevormd dat bestond uit een reeks strandwallen, waartus sen strandvlakten datering vanaf ca. 2400 v. Chr.). In tegenstelling tot Walche ren zijn op Schouwen nog veel oude duinvormingen bewaard, al gaan zij dik wijls schuil onder jonge duinafzettingen. In theorie kunnen de duinen van Schouwen sporen van bewoning opleveren uit alle perioden vanaf de Late Steen- 216

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 242