op paaltjes en liggend hout en opgebouwd uit twee lagen natuursteenblokken (0,40 m -NAP) met daar bovenop een baksteenmuur met een breedte van 50 cm (30 x 15 x 7 cm). Het houtwerk bestond overwegend uit els, maar ook fijnspar of larix is gebruikt. Twee l4C-metingen van het houtwerk maken een datering om streeks 1300 waarschijnlijk51. Verbreding van de sleuf leverde een tweede keer- muur op evenwijdig aan de Manhuisstraat (op 25 m uit de straat). Constructie en steenmaat waren dezelfde, alleen ontbrak hier de natuursteen. De fundering lag iets dieper (1,00 m -NAP). In beide muren bevond zich een overlaat. De muren kwamen samen en vormden een twee meter brede gracht die liep in de richting hoek Manhuisstraat-Kerkhof Zuidzijde. In de vulling bevond zich 14e-eeuws en jonger materiaal. Een bijzondere vondst was het huis van een sluitgewicht met een versiering in de vorm van een vogel. Door een particulier werd een fragment gevonden van een profaan insigne van tin in de vorm van een rad van fortuin met het opschrift (niet compleet): SI DI:GHERECHT:CONINC SONE:ONTSIE GHENE DINC... 52 Het steenformaat van de kademuur en de datering van de oudste grachtvondsten zijn in volledige overeenstemming met de l4C-dateringen. De aanleg dateert derhalve van omstreeks 1300. De stenen oeverbeschoeiing houdt dus verband met de eerder vastgestelde tweede ophogingsfase van de Manhuisstraat. We hebben hier te maken met de verstening van de achterkanten van de stadserven in de vroege 14de eeuw langs de Manhuisstraat en Kerkhof Zuidzijde. In later tijd werd het hele terrein verder opgehoogd. De gracht werd in de 17e eeuw benut voor de aanleg van een overdekt riool, waarvan de houten bo dem en daarop gefundeerde bakstenen wanden eveneens werden teruggevonden. Op de kaart van Hattinga uit 1751 is het vermoedelijk dit riool dat met een stip pellijn is aangegeven. In het grondsaneringsvlak op ca. 1 m +NAP tekenden zich tenslotte vele 17e- en 18e-eeuwse funderingen, waterkelders, tonputten en beerkelders af. Deze zijn niet opgetekend. Op grond van de aardewerkvondsten lijkt bouw- en bewonings- activiteit op het terrein in de 16e eeuw gering. 51. Zierikzee-Manhuisstraat II (hout) 635 13 BP (GrN-20087), bij 1 sigma 1303-1390 n. Chr.; Zierikzee-Manhuisstraat III (hout) 697 13 BP (GrN-20088), bij 1 sigma 1290-1296 n. Chr. 52. Van Beuningen Koldeweij 'Heilig en Profaan', 10, 323, afb. 1036. Het draagteken is opgeno men in de collectie van het Stadhuismuseum in Zierikzee. 251

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 277