de 'antijcksnijder' Hans van Halewijn betaald 'over dat hij de beelden van de heeren ende vrouwen deser stede staende voor het stathuijs verzien ende gerepa- reert heeft. Eenighe van hooffden, handen ende voeten werden verzien die in 't beginsel deser oirloghe duer moetwillichheijt van de soldaeten affgeschoten wa ren'12. Het beeldwerk dat de ingang sierde zal in het begin van de Opstand, ge zien het roomse karakter onherstelbaar vernield zijn. Bij de restauratie van 1931- 1934 werden de oude beelden uit de nissen gehaald en vervangen door nieuwe (afb. 2). De oude beelden staan thans opgesteld in de beeldenzaal van huis 'het Lammetje', één van de Schotse Huizen. In de 18e of 19e eeuw zijn de beelden voorzien van een stuclaag. Door afbrokkeling hiervan is te zien dat de beelden oorspronkelijk gepolychromeerd waren. Onbekend is wanneer de zes grote dakkapellen op de gevel zijn gezet. Het is volgens Van Swigchem niet onaannemelijk dat ze in plaats van een oude gotische borstwering zijn gekomen zoals in de trant van het stadhuis van Brugge en wel bij de verbouwing in de periode 1591-161913. Over de bouw van de huidige stadhuistoren aan het eind van de zestiende eeuw geven twee resoluties van de raad uit 1591 en 1599 nadere informatie. In 1591 werd besloten 'den trap van het stadhuys op te trekcen in forme van eenen toren' maar in 1599 is sprake van 'den ouden thoren van der stadhuyse af te bre ken totter horduyn toe'. Deze schijnbaar tegengestelde besluiten en hetgeen Un- ger uit het verband van het metselwerk kon lezen, stelden hem niet in staat 'deze disharmonie tusschen steenen en stukken op te lossen'14. Hij ging er vanuit dat de oude toren dezelfde plaats had als de tussen 1591 en 1599 gebouwde toren. Van Swigchem daarentegen gaat, wat de oude toren betreft, uit van een dakruiter. Een dikke scheidingsmuur, thans nog aanwezig tussen de grote en de kleine kelder, die het gebouw in tweeën deelde, fungeerde als ondersteuning. Volgens hem zijn de raadsbesluiten van 1591 en 1599 alleen in die zin te verklaren dat de oude to ren op het dak stond en de nieuwe toren boven de bestaande grote trap werd op getrokken. De vermelding dat de oude toren werd afgebroken tot op de arduin(steen) zal dan betekenen: tot op de scheidingsmuur, waarvan hiervoor sprake was. Deze dakruiter zou pas geheel afgebroken zijn toen de nieuwe toren klaar was15. De verschuiving in 1619 van de ingang één vak naar links maakte een dubbele opgang mogelijk naar de pui, van hetzelfde type als kort tevoren in 1615 ook bij het Middelburgse stadhuis was aangebracht. Tevens werden door deze ingreep het bordes met de overheidssymbolen - de pui met de wapenleeuwen en de spreuk op de borstwering - en de toren met de stadsklok in dezelfde as gebracht. Een gevolg van de nieuwe puiconstructie was wel, dat de toegang tot de ruime zuidkelder nu veel minder gemakkelijk werd. In de oorspronkelijke situatie zal die even royaal zijn geweest als nu de toegang van de noordkelder. In 1749 zou de huidige opgang in Lodewijk XV-stijl worden opgericht. Hierbij werden de wapenleeuwen verwijderd en vervangen door wapenschilden van de markies en de stad. 12. GAV, ASV, inv. nr. 361 (stadsrekening 1587, zondag 21 juni 1587). 13. Met dank aan prof.dr. C.A. van Swigchem voor het beschikbaar stellen van zijn aantekeningen betreffende de bouwgeschiedenis van het Veerse stadhuis. Deze bescheiden bevinden zich in GAV, DC, inv. nr. 261. 14. Unger, Stadhuis van Veere, 14. 15. Zie noot 12. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 51