CAMERS EN CONTOIREN. HET INTERIEUR VAN HET STADHUIS 14 7 7-1584 (afb. 3a) In de stadsrekeningen uit de bouwperiode wordt een aantal vertrekken benoemd. Te onderscheiden waren 'de camer', 'het contoir', 'het contoir dair men op schrijft' en 'het bovenste contoir van mijns heren'16. Het is niet duidelijk of men hier te maken heeft met verschillende benamingen voor dezelfde vertrekken. Blijkens de rekening van 1477-1478 werd voor steenwerk betaald ten behoeve van 'die nieuwe camer, die noch te maken is ende ongewrocht leyt'. De reeds genoemde tussenmuur had het gebouw van voren tot achteren in tweeën gedeeld. Elk van die twee helften had zijn eigen trap, de thans nog be staande trap en bij de restauratie van 1931-1934 verwijderde trap die uitkwam in de tegenwoordige keuken. Op de begane grond aan de noordzijde werd 'de ka mer van justicie' ingericht. Hier zou tot 1811 de vierschaar vergaderen. Precies hierboven, op de eerste verdieping, kwam de politiekamer, welke in de 17e eeuw vroedschapskamer en in de 19e eeuw raadzaal werd genoemd. Het stadhuis had verder een royale zolder en twee kelders. Aan de zuidzijde waren op de begane grond en de eerste verdieping de oorspronkelijk niet nader onderverdeelde hallen of zalen. Hier moeten zich de genoemde 'contoiren' hebben bevonden. Later zijn deze kantoren aparte ruimten geworden die in de 17e eeuw werden betiteld als het 'secreet comtoir', op de eerste verdieping en 'de griffie' op de begane grond. Naast vergaderruimten voor het stedelijk bestuur en de rechterlijke macht moet er eveneens ruimte zijn geweest voor een aantal colleges. Blijkens de aan wezigheid van een uitgebreid archief van de weeskamer vanaf het eind van de vijftiende eeuw is het aannemelijk dat het college van weesmeesters vanaf 1477 onderdak in het stadhuis vond. Naarmate hun zaken ingewikkelder werden en de administratie toenam had men meer ruimte nodig. Welke kamer zij tot hun be schikking hadden is niet duidelijk. Krachtens het privilege dat "s konings stad houder' Willem van Oranje op 11 maart 1574 aan de stad verleende werd de ju risdictie van de baljuw van Veere uitgebreid met Zanddijk, Kleverskerke, Schellach. Gapinge, Serooskerke, Vrouwenpolder. Oostkapelle, Aagtekerke en Domburg-buiten. Hiervoor werd de landvierschaar van Veere ingesteld. De wees kamer van de landvierschaar bestreek hetzelfde ressort. 1 5 86-1699 (afb. 3b) De nieuw verworven positie van stemhebbende stad zorgde voor uitbreiding van taken van het stadsbestuur, vierschaar en weeskamer. Dit zal hebben geleid tot de verbouwing van het interieur aan het eind van de 16e eeuw. Duidelijk blijkt dit uit de stadsrekening van 1586-158717. In deze jaren werd gebouwd aan één of meer nieuwe kamers en een vertrekkamer, waarschijnlijk achter de vierschaar. Zo'n vertrekkamer was naast een grote zaal gebruikelijk en gewenst als een soort van commissiekamer of kamer waarin enkele bestuurders zich zo nodig terug konden trekken om nader te beraadslagen. Tegelijkertijd werd gewerkt aan een 'camer voor die van Rethorica'18. In 16. GAV. DC. inv.nr. 128. 17. GAV. ASV. inv. nr. 361 (stadsrekening 1586-1587). 18. GAV, ASV, inv. nr. 361 (stadsrekening 1587), fol. 62 e.v. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 53