kwamen inspecteren komt men eveneens tegen onder de bezoekers. Het belang van deze registers is dat van veel schrijvers, schilders en tekenaars kan worden nagegaan wanneer ze de stad Veere hebben aangedaan en door wie ze vergezeld gingen. In 1858 treffen we pastoor J.J. van der Horst aan, naarstig speurder naar het kerkelijk verleden van Veere. De Amsterdamse kunstschilder Cornelis Sprin ger bezocht op 17 augustus 1857 het stadhuis. Op dezelfde dag maakte hij een aantal schetsen die hij later uitwerkte tot schilderijen47 (afb. 8). De Haagse kun stenaar Johannes Bosboom (1817-1891) heeft na zijn bezoek aan het Veerse stad huis een aquarel gemaakt van een van de vertrekken welke hij omschreef als 'het archief van Veere' (afb. 9). Voor zeer speciale gasten liet men zelfs de beker van Maximiliaan rondgaan. Deze eer viel te beurt aan de deelnemers aan het twaalfde Nederlandsche taal- en letterkundig congres op 6 september 1872. Na een gemeenschappelijke broeder- dronk uit de beker spoedde men zich naar de rijtuigen en vertrok uit Veere. Het speet de burgemeester vreselijk dat men geen tijd had gehad om het gastenboek te tekenen. Geen nood: aan iedereen werd een brief gestuurd met het verzoek om zijn handtekening alsnog op te sturen. Zo prijken in het 'Album Maximiliaan van Bourgondië 1551' de opgeplakte signaturen van grootheden als Nicolaas Beets en Hendrik Conscience. Onder de duizenden bezoekers aan het Veerse stadhuis waren veel buitenlan ders. Van de ruim 2500 bezoekers die het register van september 1889 tot sep tember 1892 tekenden waren 290 Belgen, 146 Britten, 61 Duitsers, 35 Fransen, 21 Amerikanen, 5 Noren, 4 Oostenrijkers, 1 Zwitser en 1 Roemeen. In het vreemdelingenboek van 1892-1896 komen de namen voor van ruim 40 kunste naars. De oudheidkamer zal laagdrempelig zijn geweest. Inwoners van de Wal- cherse dorpen, Veerenaren die kennissen op bezoek hadden en scholieren uit Veere treft men ook aan onder de bezoekers. Uit de negentiende eeuw zijn geen bruikleenverklaringen bekend en in de ver gaderingen van burgemeester en wethouders zijn geen besluiten genomen om trent het uitlenen van voorwerpen ten behoeve van exposities buiten Veere. Toch is uit catalogi bekend dat delen uit Veers gemeentebezit te zien waren op exposi ties in Middelburg, Amsterdam en Parijs48. Belangrijke gasten zullen door burgemeester en secretaris zijn ontvangen. Of er een beheerder van de collectie was is niet bekend. Nergens blijkt dat bezoe kers moesten betalen voor hun bezoek. In 1886 werd Jacobus Willem Perrels benoemd tot agent van politie te Veere. Een jaar later volgde zijn benoeming tot gemeentebode. Deze functie stelde hem in staat om zich bezig te houden met de oudheidkundige voorwerpen en de ar chieven die zich in het stadhuis bevonden. Bij het uitspreken van een 'in merno- riam' in 1931 kwalificeerde de Veerse burgemeester Perrels als stichter van de in de voormalige vierschaar gehuisveste oudheidkamer. Door zijn inspanning werd de vierschaar ingericht met Veerse oudheden. Van bezoekers ontving hij een ver goeding voor zijn uitleg bij de bezienswaardigheden. De kosten die hij maakte 47. Deze schetsen bevinden zich in de collectie van het Koninklijk Huisarchief te Den Haag. 48. GAV, De beker werd geexposeerd in 1867 op de salon d'Art retrospectif de l'exposition Univer sale de Paris; en in 1873 en 1880 op tentoonstellingen in Amsterdam. J. Destrée, 'La Coupe de la ville de Veere de 1546'. Oud-Holland, jrg. XLIX (1932), 97. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 68