men en was tot de slotsom gekomen dat er nodig verbeteringen aangebracht
moesten worden 'daar niet alleen de schilderijen er slecht uitzien doch alles even
smerig is'49. Ook achtte hij het ongewenst dat een ieder er maar vrij in en uit kon
lopen en wilde liever, evenals in de Middelburgse abdij, hier een entreegeld hef
fen van bijvoorbeeld 25 cent. Raadslid Castel verklaarde dat het niet de bedoe
ling was om 'Perrels weg te werken doch alleen de zoo hoog noodige herstellin
gen aan te brengen welker kosten toch niet van de burgerij verhaald kan worden'.
Hij stelde voor een entreeprijs te heffen van 25 cent en 10 cent vergoeding aan
Perrels te geven. Dit voorstel werd met algemene stemmen aangenomen. In een
gesprek dat de burgemeester daarna met Perrels voerde bleek dat deze liever al
les bij het oude wilde laten. Om aan financiën voor de restauratie te komen stelde
hij voor om in de oudheidkamer een bus op te hangen waarin bezoekers hun gift
konden deponeren of dat de gemeente een bedrag uittrok. Doch burgemeester en
wethouders hadden 'echter den indruk gekregen dat Perrels tot medewerking niet
genegen is'. De restauratie van het stadhuis en de oudheidkamer maakte Perrels
niet meer mee. Ter nagedachtenis aan hem werd in 1931 in de oudheidkamer een
ingelijste portretfoto opgehangen. Burgemeester en wethouders namen het be
heer over en stelden vanaf dat moment rondleiders aan.
Door de gemeenteraad werd op 29 maart 1935 een nieuwe verordening voor
de bezichtiging van het stadhuis vastgesteld. Dit naar aanleiding van het feit dat
het nu mogelijk was om het gehele stadhuis te bezoeken. Te bezichtigen waren
de oudheidkamer in de vroegere vierschaar, het porseleinmuseum, de kelder
waar de oude beelden van de heren en vrouwen van Veere lagen, en alle zich in
deze vertrekken bevindende door burgemeester en wethouders aan te wijzen ver
zamelingen. alsmede van de andere vertrekken. Ingezetenen van Veere hadden
gratis toegang indien het bezoek van vreemdelingen daardoor niet gehinderd
werd. In de komende jaren zou herinrichting van de oudheidkamer en restauratie
van voorwerpen niet tot de financiële mogelijkheden behoren.
In 1948 werd door edelsmid Brom uit Utrecht de beker van Maximiliaan ge
restaureerd. De toenmalige burgemeester verzocht deze restaurateur eveneens
een advies uit te brengen over de opzet van de oudheidkamer. Zijn bevindingen
waren zeer negatief. Veere had 'de meest verwaarloosde Oudheidkamer van Ne
derland'. 'De verzameling', zo meldde hij, 'bevat voor drie vierde voorwerpen,
die ofwel geheel zonder waarde zijn ofwel van zo geringe historische of kunst
historische waarde, dat zij wel voor bewaring, maar niet voor tentoonstelling in
een openbaar museum in aanmerking komen. Van belang zijn, behalve de beker
met etui: een deel van de porseleinverzameling, een klein deel van de munten,
van de prenten, van de historische merkwaardigheden en verdere curiosa, voorts
de vlaggen, geslepen kristallen beker, enkele oude tafels, de twee verguld zilve
ren bode-draagtekens met het wapen van Veere. Een zeer groot deel van de hui
dige verzameling -zeker 50-75%- hoort niet publiek geëxposeerd, maar in depot
gesteld te worden'50. Het advies werd ten dele opgevolgd. Overtollige zaken ver
dwenen naar de zolder waar de meeste voorwerpen vergingen of op onbekende
wijze verdwenen. In 1975 bleken 18e-eeuwse penningen van het Sint Jorisgilde
en de brandweer zich bij een particuliere verzamelaar te bevinden. Enkele maan
den daarvoor was er een grote schoonmaak geweest op de stadhuiszolder. Door
49. GAV, ASV, inv. nr. 2157, notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad, 1928.
50. GAV, ASV, inv. nr. 213 (dossier oudheidkamer 1936-1961).
44