die hem ongeveer twintig jaar overleefde en naast hem in de Augustijnenkerk te Aken werd bijgezet. Van Maria's hand waren enige aantekeningen vóór in de bij bel uit haar sterfjaar 1579. Oudere sporen van gebruik zijn niet aangetroffen, zo dat zij de eerste was van wie vaststaat dat zij dit handschrift in bezit heeft gehad. Haar achter-achter-achterkleinzoon, de juist genoemde Samuel, spreekt in zijn notitie over 'den geschreven huysbijbel van mijn soons oudgrootvaders oud- grootemoeder Maria Hupperts'4. Daniel vermeldt het jaar van haar overlijden 'volgens eene notitie agter een huijsbijbel door haar gebruijkt, geschreven op pergament en verciert met heerlijke historise miniaturen van den jare 1360 onder mij berustende'5. De naam van Maria werd door haar verre nageslacht dus nog twee eeuwen later aan dit erfstuk verbonden en uit respect voor die familietradi tie zou ik de benaming 'huisbijbel van Maria Hupperts' willen aanhouden, af ziende van aanduidingen als 'Radermacher-' of 'Schorerbijbel', die ook wel ge bruikt worden maar mijn inziens minder to the point zijn. Van Maria vererfde het manuscript aan haar zoon Johan, die er zijn naam in schreef en de hartekreet 'In manibus Domini sortes meae. 18 Junij 1580'6, waar van de directe aanleiding niet bekend is. Johan verhuisde uit Aken naar Middel burg, alwaar de bijbel door zijn nakomelingen als eerbiedwaardig, zij het op den langen duur minder dierbaar familiebezit gekoesterd werd. Laatste bewaarder was de genoemde jhr. mr. E.R Schorer, een achterkleinzoon van Daniel III. Na zijn dood bleken er 35 deelgerechtigden te zijn, geen van allen in Middelburg woonachtig maar her en der in binnen- en buitenland verspreid. Het manuscript was hun niet meer zo na aan het hart gelegen dat zij het coüte que coüte in de fa milie wilden houden. Wat er dan wel mee moest gebeuren, was de vraag. De toenmalige communicatiemogelijkheden vormden een hinderpaal om snel tot een gezamenlijke beslissing te komen en om die reden nam de oudste zoon, mr. J.A. Schorer te Den Haag, het initiatief om middelerwijl de bijbel ten verkoop aan te bieden aan het gerenommeerde veilinghuis Frederik Muller Co te Amsterdam. Of een openbare verkoping serieus in zijn bedoeling gelegen heeft, blijve- in het midden, want hij had daar bepaald niet alleen over te beslissen. Onder de hand was hij trouwens druk bezig zijn medegerechtigden over te halen het handschrift voor Zeeland te behouden, waar hij uiteindelijk in slaagde. Maar voor het zover was, verscheen een catalogus van de veiling van 16 en 17 juni 1910. De bewuste bijbel werd daarin aangeboden als 'Bible en hollandais, dite de 1360, sur vélin, avec 20 grandes miniatures', verder in wervende bewoor dingen aangeprezen als een 'superbe manuscrit, remarquable surtout par la beauté et l'état de conservation des miniatures qui sont d'une fraïcheur exceptio- nelle'7. Overdreven was dat stellig niet; men proeft alleen enige twijfel aan de juistheid van de datering in 1360 ('dite de 1360'), die Muller inderdaad niet voor zijn rekening bleek te nemen. Op grond van stijl- en schriftkenmerken voelde hij meer voor het einde van de 14e eeuw8. 4. Zij was een overgrootmoeder van Johan Radermacher, die een overgrootvader was van Daniel (III). 5. Zie de memorie uit 1767, aangehaald in noot 3 hiervóór. 6. 'Mijn lot ligt in handen van de Heer'. Zie hierna, afbeelding 1 7. Catalogue de manuscrits vente Frederik Muller, 16-17 juin 191068, nr. 1727. Achter in die catalogus vier afbeeldingen. 8. Catalogue, 70 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 80