zijn woonplaats, en in 1903 door Ebbinge Wubben beschreven20. Toen nu een bij bel met totaal andere inhoud bij het Zeeuwsch Genootschap opdook, lag een on derlinge vergelijking voor de hand. Dit onderzoek werd in de Koninklijke Biblio theek te Den Haag verricht door dr. A.W. Byvanck, conservator van de handschriften en oudste zoon van de hoofdbibliothecaris dr. W.G.C. Byvanck. Zijn studie wierp voor het eerst licht op de kunsthistorische betekenis van de bij bel van Maria Hupperts en was bovendien in menig opzicht baanbrekend voor de huidige kennis van de Noordnederlandse miniatuurkunst in het algemeen21. Byvanck ontdekte dat de manuscripten in Amsterdam en Middelburg elkaar aanvulden tot een samenhangend en - voor zover men bij historiebijbels deze term kan gebruiken - compleet geheel. Beide delen zijn van hetzelfde formaat en in beide vindt men hetzelfde schrift, dezelfde verluchting en dezelfde layout. Het Amsterdamse deel bevat de eerste boeken van het Oude Testament, de zoge naamde Oktateuch - dat wil zeggen de vijf Mozaïsche boeken (Pentateuch, Tora of Wet) met Jozua, Richteren en Ruth - voortgezet in 1 -4 Koningen22 om te eindi gen met het Gebed van Manesse, een apocrief geschriftje. De bijbel van Maria Hupperts sluit daarop aan met het boek Esdras (Ezra). Aan het katern, waarin dit boek geschreven is, ontbreken de eerste drie folia. Deze zijn in het verleden van dat katern losgesneden en achter aan het Amsterdamse deel bijgebonden. Zij be vatten het slot van 4 Koningen en het korte Gebed van Manesse. Klaarblijkelijk hebben we te maken met een bijbel die oorspronkelijk in één band gebonden is geweest en later zodanig doormidden gedeeld dat de splitsing precies tussen twee bijbelboeken viel. Daarna zijn de beide stukken elk huns weegs gegaan. De oude band moet vóór of in 1579 uiteengenomen zijn, gelet op de aantekeningen van Maria Hupperts uit dat jaar en het ex libris van haar zoon Johan uit 1580 in het Middelburgse deel. Vanzelfsprekend zijn hierna de helften ieder van een nieuwe band voorzien, maar die banden zijn thans verloren gegaan. Over de Amster damse is niets bekend; die van Middelburg moest volgens Byvanck uit het mid den van de tweede helft van de 16e eeuw ofwel omstreeks 1580 dateren23. Wij beperken ons nu tot het deel van Maria Hupperts. Dit bestond uit het ge wone samenstel van canonieke en apocriefe schrifturen en geschiedenissen uit andere bron, een en ander geschreven op 162 folia. Na de opening met de cano nieke Ezra volgden Tobias en Judith, beide apocrief. De hoofdmoot daarna was weer vrijwel geheel canoniek: de boeken Esther, Daniel - met het bekende ver haal van Susanna en de oude rechters als apocrief aanhangsel - Habakuk, Eze- chiel, Psalmen, Job, Hooglied. Spreuken en Ecclesiastes (Prediker). Het laatste 20. Ebbinge Wubben, Het Oude Testament, 16, nr. 8. Dit handschrift (Amsterdam, Koninklijk Oud heidkundig Genootschap (Rijksmuseum) hs. 1) wordt voor het eerst genoemd in een Amsterdamse veilingcatalogus, door Is. Le Long, Boek-zaal der Nederduytsche Bybels, 1732, geciteerd als 'Catal. Claramont. Amst. 1724'. Van de vroegere lotgevallen is niets bekend, ook niet aan K.G. Boon, die er in 1977 een uitvoerig artikel aan wijdde (zie de literatuuropgave). Op blz. 68 houdt hij het ontstaan van deze bijbel - zowel het Amsterdamse als het Middelburgse deel dus - in het oosten van Nederland voor waarschijnlijker dan in Utrecht, maar die mening heeft geen bijval gevonden. 21. De literatuuropgave vermeldt na zijn eerste studie in het Bulletin van de K.N.O.B.1917, nog een résumé in Het Gildeboek, 1923, en een nieuwe beschrijving van Byvanck en Hoogewerff in twee delen, 1922-1926, waarin de Amsterdamse en de Middelburgse bijbels als nrs. 61 en 62 zijn opgeno men. 22. Tegenwoordig 1-2 Samuel en 1-2 Koningen. 23. Byvanck, 'Noord-Nederlandsche miniaturen', 262 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 85