deel was een conglomeraat van apocrief en profaan: achtereenvolgens de apo criefe geschriften van de Wijsheid en Ecclesiasticus (Jezus Sirach), de profane geschiedenis van Alexander de Grote, de beide apocriefe Makkabeeënboeken met aansluitend de episode van Johannes Hyrcanus en tenslotte de Verwoesting van Jeruzalem, ontleend aan Flavius Josephus. Komt deze inhoud grosso modo overeen met het Oude Testament in andere 'complete' historiebijbels, qua rang schikking van de boeken zijn er tussen de handschriften onderling grote verschil len, waarbij in het algemeen verband met de volgorde in de officiële Bijbel ver te zoeken is. Wat de tekst betreft werden de fragmenten, ontleend aan de Bijbel zelf, duide lijk onderscheiden van wat uit de Historici Scolastica stamde. De eerste waren in rood aangegeven met 'Text', meestal onder vermelding van de kapittels, de tweede met 'Scolastica Historia'. De bladspiegel was ingedeeld in twee kolom men, geschreven in de 'littera textualis', een goed leesbaar en mooi gevormd let tertype. Ieder boek begon op de rectozijde van een folium, alleen het Hooglied op een verso. Allereerst liet de kopiist in de linkerkolom tenminste twintig regels open, waar een miniatuur moest komen, en daaronder werd nog een ruimte uitge spaard voor een initiaal van gemiddeld twaalf regels hoog. De voor de verluch ting aansprakelijke kunstenaar begon met de initiaal, die hij koppelde aan een verticale staaf langs de linkermarge naar beneden. Die marge alsook de verdere ruimte om de miniatuur werd verlevendigd door ranken met blad-, bloem- en vruchtmotieven ofwel door meer abstracte zogenaamde nuclei: ronde kernen met vier driehoekige uitlopers. Alleen de decoratie bij het begin van het Hooglied en het boek van Johannes Hyrcanus was eenvoudiger uitgevoerd, terwijl op bladzij den zonder miniatuur - en dat waren verreweg de meeste - elke versiering ont brak, geheel in overeenstemming met de soberheid die de Utrechtse stijl in die periode kenmerkt24. Van de kopiist is geen naam bekend en evenmin van de miniaturisten. Miniatu rist!?/?, want in elk geval staat vast dat er meer dan een aan het werk is geweest. Aan het Amsterdamse deel en de eerste helft van de bijbel van Maria Hupperts hebben twee kunstenaars bijgedragen. De oudste en meest op de traditie inge stelde is met enkele anderen, onder wie de veelgeprezen Meester van Catharina van Kleef25 ook ingeschakeld is geweest bij een thans in Londen bewaarde histo riebijbel2''. Hij brengt in de door hem weergegeven taferelen vrij wat actie, nog sterker sprekend door het contrast met een meestal strakke achtergrond zonder diepte, kenmerkend voor een oudere school. Zijn aandeel in de Amsterdams-Mid delburgse bijbel verminderde toen na enige tijd een tweede meester hem kwam assisteren. Alleen in het Amsterdamse deel zijn miniaturen van zijn hand en ook daar beperkte hij zich op den duur tot het schilderen van initialen, staven en ver siering in de marge. Zijn jongere collega voltooide het werk door miniaturen met bijbehorende randmotieven in de daarvoor bestemde ruimte aan te brengen. Hij bracht perspectief aan in de landschappen en bouwwerken op de achtergrond, waardoor hij een natuurlijker effect bereikte. Een overtuigend blijk van zijn kun digheid gaf hij met een voorstelling van het scheppingsverhaal aan het begin van 24. Zie voor randversiering in het algemeen: Korteweg, Kriezels, aubergines en takkenbossen. 25. Zo genoemd naar een beroemd Nederlands getijdenboek waaraan hij heeft meegewerkt. 26. Aangehaald in noot 15 hiervóór. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 86