Nu rijst de volgende vraag: hoe komt het dat van het originele handschrift alleen dat folium, gelijk met fol. 14, dat sporen vertoont van een miniatuur van Esther, uit de catastrofale brand van 1940 gered is? Waarom juist deze twee, terwijl zelfs geen snipper over is van de andere 160 folia, voor toch meer dan een tiende met miniaturen versierd? Naar mijn mening ligt dat niet aan het toeval. Vermoedelijk is de bijbel destijds in de Provinciale Bibliotheek liggend bewaard geweest en liepen op de rampdag van de beschieting de bovenste en benedenste folia meer kans op beschadiging dan wat er min of meer beschermd tussen lag. De folia 9 en 14 maakten deel uit van het tweede katern en bevonden zich dus tamelijk voorin. De band lijkt vooral van onderaf aangetast, hoogstwaarschijnlijk meer door bluswater dan door de vlammen. Fol. 14 was er in elk geval veel erger aan toe dan fol. 9, maar dank zij het feit dat er nog een schim van Esther op te onder kennen viel, ontsprong dit blad evenals het folium met Judith de dans om de af valhoop, waarin heel de rest haar graf vond30. 30. Mochten er lezers van dit artikel zijn, die over meer of betere gegevens omtrent de toedracht van het gebeurde beschikken, dan zal de Zeeuwse Bibliotheek het op prijs stellen daarover te worden ingelicht. 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 88