Tijdens de Babylonische ballingschap waren de gedeporteerde Joden gevestigd in het dal van de Kebar. Onder hen bevond zich Ezechiel, op de miniatuur als profeet geka rakteriseerd door de spreukband die uit zijn rechterhand omhoogstijgt. De tekst is on leesbaar. Ezechiel had onder zijn lotgenoten een hoge positie: de oudsten van Juda vergaderden te zijnen huize (Ezechiel 8, 1). Op zijn aanzien duidt een mantel met hermelijnen voering, zoals koningen die dragen. Hij is in drukke discussie met een baardige man, een jongere, die met een zwaard omgord is, en een grijsaard tussen die twee in, die blijkens zijn handgebaar Ezechiels eigenlijke gesprekspartner is. Het ge sprek - misschien over Ezechiels relaas van zijn visioen zoals beschreven in Ezechiel 14 e.v. - vindt plaats in een heuvelig landschap met, zoals vaker bij deze en andere miniaturisten, twee steden op de achtergrond. Een overeenkomstige voorstelling is te vinden in een Utrechtse historiebijbel van ongeveer dezelfde tijd in Londen (zie noot 15). De drie mannen staan in beide minia turen opeengedrongen aan de rechterkant. De middelste is ook in de Londense minia tuur een grijsaard die heftig gesticulerend met Ezechiel in debat is. Ook daar is de profeet geheel links geplaatst. Hij zit in een gestoelte met een hoog baldakijn, een voornaam iemand, docerend met een boek in de hand. De scène speelt zich af op een terras met balustrade voor een ommuurde stad, met water omgeven. Heerst op dit punt een groot verschil tussen beide miniaturen, in wezen gaat het om hetzelfde thema. Afb. 7. Fol. 33. Psalmen 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1994 | | pagina 98