die tijd door participatie in nieuwe bedijkingen zou zijn uitgebreid. De polders in kwestie moeten ouder zijn dan bij voorbeeld de Zuidernieuwlandpoder, bedijkt in 1357. De bodemkaart geeft ter plaatse, in de Zuidhoek, een 12e-eeuwse afzetting (zg. Duinkerke IIIB) op oudland aan69. Waarschijnlijk is dit gebied aangetast door de stormvloed van 1134 en daarna bij gedeelten bedijkt, precies zoals dat aan de noordkant van Zuid-Beveland plaats vond70. De polders bevatten dus geen nieuwland maar bedijkt oudland en de binnendijken zijn later verdwenen. Dat de Sint-Baafsabdij daarin land had, heeft niets ongewoons. Het laatste blijk dat de abdij het pachtland bij Zierikzee nog had is een legger uit 148971. Het lijdt geen twijfel dat het hier een restant betrof van één van haar Schouwse domeinen uit de 10e eeuw of eerder. Ook de hoofdcijnsplichtigen, die als cijns het 'beste hoofd' moesten afdragen, wijzen op de vroegere aanwezig heid van domeinen, waaraan hun voorouders als onvrijen behorend tot d&familia van de abdij, verbonden zullen zijn geweest72. Wij kunnen ons afvragen of ook van de lenen, die ooit van de Sint-Baafsabdij werden gehouden, nog sporen in la tere bronnen te vinden zijn. Als de graaf van Vlaanderen de leenmannen in Zee land bewesten Schelde in 1012 heeft overgenomen, zoals aannemelijk is, dan moeten hun opvolgers in de vazalliteit van de graaf van Holland zijn gekomen, toen deze in de rechten van de graaf van Vlaanderen trad. Om deze hypothese te kunnen versterken dringt een onderzoek naar de aard van de grafelijke lenen in Zeeland zich op, vooral omdat die verschilde van de omgeving. In de late middeleeuwen waren er in Zeeland drie soorten grafelijke lenen: am bachten, tienden en lenen en dit laatste woord is geen vergissing73. Als wij hun oorsprong nagaan zijn we gauw klaar met de tienden. Bijna alle tienden in Zee land hebben waarschijnlijk ooit aan de bisschop behoord, die ze omstreeks 1100 en later in de 12e eeuw heeft geschonken aan de Utrechtse kapittels, de Utrechtse Sint-Paulusabdij en de Middelburgse OLV-abdij74. Alleen op Schouwen bezat de graaf van Holland tienden, die hij waarschijnlijk direct als behorend bij het do mein van de koning heeft overgenomen. De mogelijkheid dat ook bij het Wal- cherse domein, dat de graaf van Vlaanderen in 1012 in handen kreeg, tienden hebben behoord, blijft open. Henderikx vermoedt echter dat deze, als verbonden aan de kerken, toch eerst aan de bisschop zijn gekomen, voordat de abdij van Middelburg ze verkreeg. Voor ons doet dat niet ter zake. Hoewel de abdijen, sommige kapittels en ook de graaf de term leen {feodumbezigden voor de wijze waarop zij hun tienden aan derden uitgaven, was het in feite een erfelijke pacht75. Toen de graaf van Holland in 1310 alle tienden in Zeeland van het kapittel van 69. F.F.F.E. Van Rummelen, Toelichting op de geologische kaart van Nederland, 1: 50.000, blad Schouwen-Duiveland (Haarlem 1970). 70. Dekker, Zuid-Beveland, 98-107. 71. RA Gent, Sint-Baafsabdij, K 2447. 72. Voor de relatie tussen de hoofdcijnsplichtigen en de voormalige domeinen zie Verhulst, De Sint- Baafsabdij, 404-406, 422, 456, 458. 73. Onder het Ancien Régime hebben heel wat functionarissen zich bezig gehouden met de natuur van en het onderscheid tussen de lenen in Zeeland. De meest bekende verhandeling is die van Pieter van der Hooge uit de late 16e eeuw, gedrukt bij M. Smallegange, Nieuwe cronyk van Zeeland (Mid delburg 1696) 652-656. Een modern overzicht geeft R. Fruin, De provincie Zeeland en hare rechter lijke indeeling vóór 1795 (Middelburg 1933) 26-32. 74. Dekker, Zuid-Beveland, 325, 326; Henderikx, 'Walcheren', 43-50. 75. Dekker, Zuid-Beveland, 380, 381Palmboom, Het kapittel van Sint Jan, 359. 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1995 | | pagina 102